De eigenaardigheid van menig ziel, zoals bijvoorbeeld de psychoanalytici het doen, op dwaze wijze uit “verborgen zielenprovincies” dingen te verklaren – men kan immers alles aan het verborgene toeschrijven -, dat moet ophouden, en men moet de werkelijke oorzaken zoeken. Want het gedoe der psychoanalytici, die in zeker opzicht werkelijk ook veel goeds tot stand brengen, dat doet menigmaal eraan denken alsof iemand zou zeggen: ‘In het jaar 1749 is bij een patriciër in Frankfurt een later zeer begaafde zoon geboren: men kan nu nog de plaats vaststellen waar in Frankfurt deze later als Wolfgang Goethe bekende mens geboren is. Graaf maar eens in de aarde, door welke uitwaseming zijn begaafdheden tot stand gekomen zijn.’ – Zo komen iemand de psychoanalytici vaak voor! Ze graven onder de aardbodem naar de ziel, in de “verborgen provincies”, die ze eerst zelf hypothetisch ontdekken, terwijl men in werkelijkheid in vorige aardelevens en in het leven tussen dood en nieuwe geboorte zoeken moet. Dan verruimt zich het begrip voor mensenzielen. Mensenzielen zijn waarachtig veel te rijk om hun inhoud uit één enkel aardeleven te kunnen leren kennen.
Bron: Rudolf Steiner – GA 236 – Esoterische Betrachtungen Karmischer Zusammenhänge – deel 2 – Dornach, 12 april 1924 (bladzijde 46)
Eerder geplaatst op 20 juli 2013
De grote Rudolf Steiner Citatensite 
Als men uitsluitend ziel en lichaam kent zoals de natuurwetenschap en daarop gebaseerde psychoanalyse nog steeds doet ,dan hoeft men zich niet te verbazen dat alles in het zogen. ‘onderbewuste’ zal gezocht worden , hetgeen Steiner hier met graven in de bodem beschrijft .
In een voordracht die met beroep en karma te maken heft spreekt hij dan ook van een soort ‘bodemslik’ dat in de onderlagen van de ziel huist en waaruit door de psychoanalyse alles zou moeten verklaart worden , echter niets is minder waar .
De 4 wezensdelen worden hier buiten beschouwing gelaten, fysiek ,etherisch, astraal lichaam en het IK . Elk heeft zijn aandeel en ook samen hebben zij dat het ene meer of minder al dan niet samen met het andere.Een geheel ‘krachtencomplex’ is bepalend voor hetgeen doorwerkt van de ene incarnatie naar de andere. Zo heeft het beroep uit het vorige leven zijn aandeel in de vorming van de mens zijn lichamelijke eigenschappen en levenshouding in dit leven . Hoofdbepaler daarvan is het etherlichaam ,dat zich vormt tussen 7 en 14 jaar . Het astrale lichaam werkt dan metamorfoserend op datgene van het etherlichaam ,wil het aanvallen en veranderen . Zo zijn aldus etherisch en astraal lichaam bepalend voor ons werk en beroep in dit leven, de andere wezensdelen ,het fysieke lichaam en het ik werken eerder in op de levenssituaties die voortkomen uit de onderlingen verhoudingen die wij hadden men de omgeving van mensen in ons vorige leven. Want het karma bepaald ook het soort fysiek lichaam , de familie en het volk waartoe wij gaan behoren in het volgende leven .
( zie Beroep en karma , 10 voordrachten gehouden in Dornach van 4 tot 27 nov in 1916 )