Natuurwetenschap/Geesteswetenschap

De antroposofie of geesteswetenschap (Duits: ‘Geheimwissenschaft’, in de vertaling van F. Wilmar ‘wetenschap van het verborgene’) wil de natuurwetenschappelijke onderzoekingsmethode en de daarop betrekking hebbende gezindheid, die zich op hun gebied aan de samenhang en het verloop van zintuiglijke feiten houden, van deze bijzondere toepassing losmaken, maar de wijze, waarop het denken erbij betrokken is, en het verdere bijzondere karakter ervan, behouden. Zij wil over het niet-zintuiglijke op dezelfde wijze spreken, als de natuurwetenschap over het zintuiglijke spreekt. Terwijl de natuurwetenschap met deze methode van onderzoek en van denken bij het zintuiglijke blijft staan, wil de geesteswetenschap de arbeid van de ziel aan de natuur als een soort zelfopvoeding van de ziel beschouwen, en het daardoor verworvene op het niet-zintuiglijke gebied aanwenden. Zij wil zo te werk gaan, dat zij weliswaar niet over de zintuiglijke verschijnselen als zodanig spreekt, maar over de niet-zintuiglijke inhouden van de wereld, en dan op dezelfde wijze, als de natuuronderzoeker over de zintuiglijke inhouden. Zij houdt van de natuurwetenschappelijke werkwijze de zielegesteldheid bij deze werkwijze vast, dus juist dat element, waardoor natuurkennis pas tot wetenschap wordt. Zij mag zichzelf dus wetenschap noemen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 13 – DIE GEHEIMWISSENSCHAFT IM UMRISS (bladzijde 36)

Vertaling F. Wilmar, overgenomen uit De wetenschap van de geheimen der ziel – vierde druk (bladzijde 25)