Sorry, lezers, het citaat dat bestemd was voor 3 mei, heb ik per abuis gepland op 3 april. Ik zal dit citaat nu verwijderen en alsnog op 3 mei plannen.
Maand: april 2018
Zwangerschap/Verveling/Waterhoofd
Er zijn kinderen die geboren worden met een waterhoofd. In de meeste gevallen waarin dat gebeurt, is bij terugzien na te gaan dat de moeder zich in de eerste maanden – speciaal de eerste weken – van de zwangerschap vreselijk verveeld heeft, hoewel ze de behoefte heeft aan veel gezelligheid. De man zat veel in de kroeg, enz. De moeder heeft zich afschuwelijk verveeld en het gevolg daarvan is dat ze onbewust niet de nodige kracht heeft gehad, de werking van de hersenaderen gunstig te beïnvloeden. Verveling maakt het hoofd leeg; het lege hoofd maakt het onderlichaam leeg. Daardoor ontwikkelt het kinderhoofd zich niet krachtig genoeg in de goede vorm. Het hoofd zwelt op en wordt een waterhoofd.
Er worden ook kinderen met te kleine hoofden geboren, met name met een te spits bovendeel van het hoofd. Men zal zien dat dat in de meeste gevallen samenhangt met het feit dat de moeder in de eerste weken van de zwangerschap veel te uitgelaten is geweest, veel te veel plezier heeft gemaakt. Zodat men altijd de samenhang zal kunnen aantonen tussen de ontwikkeling van het kind en de manier, waarop de moeder in de eerste weken van haar zwangerschap naar ziel en geest geleefd heeft. Men zal dat steeds kunnen aanduiden, als men er aanleg voor heeft het te zien.
Bron: Rudolf Steiner – GA 348 – Über Gesundheit und Krankheit/Grundlagen einer geisteswissenschaftlichen Sinneslehre – Dornach, 30 december 1922 (bladzijde 183)
Vertaling A. Goedheer-De Keizer, overgenomen uit Gezondheid en Ziekte (bladzijde 161-162) – Uitgeverij Vrij Geestesleven – Zeist 1977
Brief Steiner aan Walther Köhler
In het jaar 1921 had Walther Köhler (1870-1946), een kerkhistoricus, publicist en docent, Steiner gevraagd voor theologiestudenten te spreken over de relatie van de antroposofie tot religie. Daarbij werd Steiner tevens uitgenodigd als gast bij Köhler thuis.
Hier volgt een fragment uit Steiners antwoordbrief aan Köhler:
Zeer geachte Professor,
Mijn hartelijke dank voor uw beminnelijke brief en uw vriendelijke uitnodiging. Ik zal de voordracht op 19 juli graag houden onder de door u aangegeven omstandigheden.
Ik zal zo vrij zijn op 19 juli om half één bij u te zijn; maar daarbij doet zich een moeilijkheid voor. Ik ben sinds 20 jaar vegetariër, en hoewel ik niet dogmatisch ben ingesteld, kan ik toch geen vlees meer eten, omdat ik het na zo lange tijd niet meer kan verdragen. Wilt u zo vriendelijk zijn mij dat te vergeven en daarbij mijn andere verzoek in te willigen, namelijk bij de maaltijd geen rekening met mij te houden, omdat ik van mening ben dat zulke zonderlingen gewoon tevreden moeten zijn met wat er verder op tafel komt. […] rest van de brief ontbreekt.
Dornach, 12 juli 1921
Bron: Brieven – Rudolf Steiner – Uitgeverij Vrij Geestesleven/Zeist (bladzijde 328)
Vertaling: Hylcke Brandt Buys en Leonard Beuger
GA 39, Brief 647 (bladzijde 477)
Eerder geplaatst op 21 oktober 2012
Der Meister hat es gesagt
Als er verteld wordt dat het in de oude Griekse mysterieschool van Pythagoras een vaste uitdrukking was: ‘De meester heeft het gezegd!’ dan betekende dat nooit: de meester heeft het gezegd, dus geloven we het! – maar het betekende bij zijn leerlingen het volgende: de meester heeft het gezegd, dus is het voor ons een aansporing daarover na te denken; wij zullen zien hoe ver we daar mee komen als we onze krachten in beweging zetten!
‘Geloven’ hoeft niet altijd een blind geloof, voortkomende uit een zelfvernietigingsdrang, te zijn . Wie in vertrouwen van iemand mededelingen uit het geestesonderzoek opneemt, hoeft dat niet met een blind geloof te doen; hij kan bijvoorbeeld erachter gekomen zijn dat de mens, die zoiets zegt, de dingen ernstig neemt, dat hij de mededelingen in nauwgezet logische vormen brengt, dat hij op andere gebieden, die de gelovige in staat is na te gaan, logisch is en geen domme onzin kletst.
Daardoor kan de leerling juist door de inachtneming van dingen, die hij kan volgen, het gerechtvaardigde geloof hebben dat de betreffende ook, als hij over andere voor de gelovige nog onbekende dingen spreekt, op een even zekere bodem staat.
Bron: Rudolf Steiner – GA 58 – Die Askese und die Krankheit – Berlijn, 11 november 1909 (bladzijde 198)
Eerder geplaatst op 15 juli 2013
Onjuiste voorstelling
Het is een volkomen onjuiste voorstelling als men zich ten opzichte van de aardse lichamelijke ontwikkeling op ascetische wijze opstelt, als men het alleen maar als de vijand van de hogere mens beschouwt. Dat is het in waarheid niet, want het geeft iets aan de mens wat hij op geen andere manier zou kunnen verkrijgen. En de mens vergist zich zeer, die het leven in het lichaam veracht, die het lichaam als iets laags bekijkt, want het betekent juist een hoogst belangrijke en meest betekenisvolle zaak in het gehele mensenleven.
En de spirituele wetenschap kan zich allerminst aansluiten bij de soort mystiek of verkeerde richting van het christendom – niet de juiste, maar de verkeerde richting – die de aardse wereld veracht. De mens beleeft tussen de dood en een nieuwe geboorte de wereld vanuit een ander perspectief; hij beleeft het zo dat nu niet de wezens in hem werken zoals door het fysieke lichaam en etherlichaam, maar de scheppende wezens zelf (Duits: in ihn herein wirken jetzt nicht die Geschöpfe wie durch den physischen Leib und Ätherleib, sondern die Schöpfer selbst). Daar beleeft hij het anders.Vandaar dat we tijdens onze aardse loopbaan niet alleen de taak hebben het zintuiglijke, maar ook het bovenzintuiglijke te leren kennen.
Bron: Rudolf Steiner – GA 184 – Die Polarität von Dauer und Entwickelung im Menschenleben – Dornach, 8 september 1918 (bladzijde 64)