Hoeveel mensen bestaan er tegenwoordig die een geheel abstracte verwarde voorstelling van het leven, van hun persoonlijke leven hebben. Hoe leef ik? Dan zeggen ze tot zichzelf: “Nu, van mijn geld.” Onder hen zijn velen die dit geld van hun ouders geërfd hebben en nu geloven dat zij daarvan leven. Maar van geld kan men niet leven. Daar moet eerst eens begonnen worden met nadenken. En deze vraag hangt innig samen met de werkelijke interesse die men van mens tot mens heeft. Wie gelooft, dat hij leeft van het geld, dat hij geërfd heeft bijvoorbeeld of dat hij op de een of andere wijze heeft verworven (behoudens zoals tegenwoordig het geval is, dat men geld krijgt uit arbeid), wie zo leeft en gelooft, dat hij van geld kan leven, die heeft geen belangstelling voor zijn medemensen, omdat van geld niemand kan leven. De mens moet eten en wat gegeten wordt, dat moet door deze en gene mensen door arbeid opgeleverd worden. De mens moet zich kleden. Datgene wat hij aantrekt, moeten mensen maken. Opdat ik een jas kan aantrekken of een pantalon, moeten mensen urenlang hun arbeidskracht geven om dat tot stand te brengen. Die werken voor mij. Daarvan leef ik en niet van mijn geld.
Mijn geld heeft geen andere waarde dan dat het mij de macht geeft de arbeid van anderen te benutten. En zoals de sociale verhoudingen tegenwoordig liggen begint men eerst interesse voor zijn medemensen te krijgen, wanneer men de vraag voor zich op behoorlijke wijze beantwoordt. Wanneer men in de geest voor zich ziet: zoveel mensen moeten zoveel uren werken, opdat ik in de sociale structuur kan leven. Het gaat niet daarom, dat men zich op de borst slaat, terwijl men zegt: ik heb de mensen lief. Men houdt niet van mensen wanneer men gelooft, dat men van zijn geld leeft en zich niet in het minst kan voorstellen hoe de mensen voor iemand werken voordat men nog slechts het levensminimum krijgt.
Bron: Rudolf Steiner – GA 186 – Die soziale Grundforderung unserer Zeit/In geänderter Zeitlage – Dornach, 30 november 1918 (bladzijde 45-46)
Eerder geplaatst op 12 maart 2011
Uit:’ Rudolf Steiner’
Door: F.W. Zeylmans van Emmichoven.
blz. 11
Rudolf Steiner is middelmatig groot, slank, haast tenger gebouwd. Dit valt degene die luistert dadelijk op als iets merkwaardigs, want de stem waarmee hij spreekt is zwaar en machtig. Het is een stem waarvan de klank iets heeft, wat men nooit meer vergeten kan. Iets diep ontroerends is er in, alsof hij die spreekt het leed der gehele mensheid mee te dragen heeft.
Een dergelijke tekst (en ik bedoel nu die van Jen Dieng) en ook nog op Goede vrijdag, vraagt om een gepaste stilte van mijn kant…
Nou je maakt me wakker… Heb er hier een in de kast staan. Zevenster: Zeist, 1983. 3e druk. Ingenaaid 208 pp. ISBN 9070414406. Destijds nieuw gekocht voor ƒ22,50
O, nooit geweten dat er ook nog een derde druk was. Die van mij is de tweede druk uit 1960, Uitgeverij W de Haan.
Dat klopt.
1e druk verscheen in 1932 bij Uitgeverij Kruseman: Den Haag.
2e druk was inderdaad die uit 1960 bij de Haan: Zeist.
En de 3e druk dus bij Zevenster ook in Zeist, 1983
Ja, dat is een mooie tekst. Dat boek is al lang niet meer verkrijgbaar. Ik heb het jaren geleden in een tweedehands boekwinkel gekocht.
P.S.
Tweedehands is het nog steeds wel verkrijgbaar hoor! 😊 Op een site als “Boekwinkeltjes.nl” worden diverse exemplaren aangeboden. Weliswaar duurder dan die ƒ22,50 die ik er destijds nieuw voor betaalt heb.
O ja, ik heb er indertijd tweedehands 7 gulden voor betaald. Dat was ongeveer in 1970.
Anoniem is Jen Dieng
ik kan geld niet rijmen met mijn aanwezigheid op aarde, mijn geest kan zich niet indenken dat geld een bestaansrecht op aarde verworven heeft, laat staan erfelijk overdraagbaar is? De mens maakt zich tot slaaf van zijn eigen bedenksel, namelijke geld.
Mijn geest vraagt zich af of Rudolf Steiner zich Adam wel indenken kan, als eerste man op aarde en als rentmeester over al dat schone op aarde, verantwoordelijk gesteld werd en in wezen nog is. Geld is net als beton, men stopt er levens in, om er iets levens vreemd op of mee te bouwen.
De “mens” leeft nog steeds ten koste van mineralen, plant, dier en zijn/haar medemens, terwijl er maar één levensbewustzijn op aarde is
Tot zover!
Groetjes Walter
Walter,
Weet je waar het woord “Crediet” vandaan komt? Ik ben een crediteur als een ander (vaak is dat een bank) mij geld heeft geleend. Voor de bank die bij mij een lening heeft verstrekt, ben ik een debiteur.
Maar het woord “Crediet” (hebben of krijgen) is oorspronkelijk afgeleid van het Bijbelse “Credo”.
In de tijd van de Grieken was het de Priester die de prijs bepaalde. De een had een Haan en de ander wou die wel kopen, niet de eigenaar van de Haan bepaalde de prijs maar de Priester die tussen de twee bemiddelde.
Dus de aanwezig van de mens is al tot heel lang terug te voeren op basis van juist de religie, verbonden met waarde, geld en goud en hoe de juiste prijs te bepalen.
Dat dat nu niet meer zo is, daarvan kan je je inderdaad afvragen of dat zo’n gunstige ontwikkeling is maar dat is een discussie apart.
Steiner kon het ook; hij wist van te voren wat de bouw van het eerste Goetheanum zou gaan kosten. Op een paar tientjes na klopte dat ook. Toen men hem vroeg hoe hij dat van te voren al wist, was zijn antwoord dat alles een prijs heeft, en die uit te rekenen is.
Dat heb ik destijds al geleerd op de Vrije School die jij zo verafschuwt, en misschien heeft die Vrije School wel geholpen dat ik nu niet dat soort van losse gedachten bedwelmd raak, zoals jij hier boven beschrijft, omdat ze verder nergens in kunnen wortelen.