Schilderij/Geesteswetenschap

Om een schilderij te maken moet men een schilder zijn. Maar om de schoonheid en de innerlijke waarde van het geschilderde te beleven, behoeft men geen schilder te zijn. Daarvoor behoeft men zich slechts toe te vertrouwen aan zijn onbevangenheid en onbedorven mensennatuur.

Zo is het in feite ook met de geesteswetenschap. Om ze zelf in ideeën te ‘schilderen’, moet men geesteswetenschappelijk onderzoeker zijn. Indien ze echter wordt weergegeven zoals dat gebeurt in de hierover gehouden voordrachten en in onze literatuur, dan staat ze voor ons zoals het schilderij voor de toeschouwer, die zelf geen schilder is. De mens hoeft niets anders te doen dan zich toe te vertrouwen aan zijn onbevangen en onbedorven zin voor de werkelijkheid om een gezondmakende indruk te krijgen van de schildering van de geestelijke wereld!

Bron: Rudolf Steiner – GA 231 – Der übersinnliche Mensch anthroposophisch erfaßt – Den Haag, 16 november 1923 (bladzijde 46)

Vertaling door M. Macintosh, overgenomen uit Tussen dood en nieuwe geboorte – Den Haag, 16 november 1923 (bladzijde 44) – Uitgeverij Vrij Geestesleven 1979

Eerder geplaatst op 11 mei 2017