Julius Robert Mayer

De ontwikkeling van de wetenschap is soms merkwaardig. In Heilbronn staat tegenwoordig een monument dat nogal afschuwelijk is als kunstwerk, maar evengoed staat het er; het stelt Julius Robert Mayer voor. Als u vandaag de dag ergens in de wetenschap de naam Julius Robert Mayer hoort, dan leert u dat hij – doordat hij in de jaren 40 van de vorige eeuw de aard van de werkingen van warmte onderzocht heeft – een baanbrekend genie was.

Julius Robert Mayer werd in Heilbronn geboren, werkte als arts in Heilbronn en werd in die tijd niet bijzonder opgemerkt. De wetenschappers van die tijd schonken geen aandacht aan hem. En het is hem overkomen dat hij – hoewel hij nu als geniale baanbreker van de wetenschap, als geniale pionier van de natuurkunde wordt beschreven – in de tijd dat hij in Tübingen zijn doctoraal examen deed hierbij mislukte. Zoals we overigens ook hier het merkwaardige feit kunnen zien dat de meeste mensen die later genieën zijn geworden, bij hun examens gefaald hebben.

Zo is het ook met Julius Robert Mayer gegaan. Met hangen en wurgen kwam hij nog door het examen en werd arts. (Duits: Mit Ach und Krach konnte er die Geschichte noch machen und wurde Arzt.) Maar niemand heeft hem tijdens zijn leven opgemerkt. Integendeel: hij was zo enthousiast over zijn ontdekking dat hij er overal over sprak. Toen heeft men over hem gezegd: Hij heeft een tik van de molen gehad (Duits: er hat Ideenflucht), en heeft hem naar een krankzinnigengesticht gebracht. Dus toentertijd heeft men hem in een gesticht opgesloten, het nageslacht beschouwt hem als een groot genie en heeft een standbeeld van hem neergezet in zijn geboortestad.

Bron: Rudolf Steiner – GA 354 – Die Schöpfung der Welt und des Menschen – Dornach, 18 september 1924 (bladzijde 208-209)

P.S. Wat de opname van Julius Mayer in een krankzinnigengesticht betreft, is het wel wat anders gegaan dan Steiner hier vertelt. Althans in Wikipedia staat heel wat anders, namelijk:

In 1848 overleden von Mayers twee kinderen kort na elkaar, waarna zijn zenuwen het volledig begaven. Op 18 mei 1850 deed von Mayer een zelfmoordpoging, waarna hij werd opgenomen in verschillende psychiatrische inrichtingen in Esslingen am Neckar en Winnenden. In de jaren daarna leefde hij als een gebroken man. Pas in 1860 vertoonde hij zich weer meer in het openbaar, maar ondertussen had hij wel meer naam gekregen. In 1871 kreeg hij van de Royal Society de Copley Medal. Tijdens de laatste jaren van zijn leven was von Mayer werkzaam als arts.

Steiner zal vast wel gelijk hebben dat Mayer door wetenschappers toen niet voor vol werd aangezien, maar dat hij om die redenen naar een psychiatrische inrichting is gebracht, lijkt mij onwaarschijnlijk. Dat iemand krankzinnig wordt als zijn beide jonge kinderen kort na elkaar overlijden, dat kan iedereen wel begrijpen

Het lijkt dus dat Steiner hier nogal wat afwijkt van de feiten. Men moet er echter wel rekening mee houden dat Steiner enkele dagen na deze voordracht zelf ingestort is, niet om psychische reden, maar wegens totale uitputting en een buikziekte.

De Duitse arts en natuurkundige Julius Robert von Mayer (1814-1878) was een van de grondleggers van de thermodynamica. Hij formuleerde in 1841 de Wet van behoud van energie en kwam daarna met de eerste wet van de thermodynamica.

De werkelijke remedie

Wat zal de werkelijke remedie zijn voor veel van dergelijke fenomenen waarmee de psychoanalyticus tegenwoordig te maken krijgt? – De verspreiding van de kennis van de geestelijke wereld. Dat is het algemene geneesmiddel, de algemene therapie, niet deze individuele behandeling, die men aan enkelingen besteedt (Duits: das man einem einzelnen angedeihen lässt). U ziet, het leven eist van ons dat men het idee loslaat: ‘Hier hebben we ons alleen aan het fysieke leven te wijden; we zullen wel zien, als men door de poort van de dood is gegaan, in welke wereld men dan komt.’

Want ook dit geldt: net zo als ons leven hier belangrijk is voor het leven, waarin we binnengaan tussen dood en nieuwe geboorte, zo is op zijn beurt het leven van de zielen tussen dood en nieuwe geboorte belangrijk voor de zielen hier. […] Met veel banden hangen de doden aan de levenden. […] Want het leven van de mensen onder elkaar hier op aarde zal zich in de toekomst alleen juist afspelen, als de mensen hier op aarde de juiste verhouding tot de geestelijke wereld realiseren.

Bron: Rudolf Steiner – GA 178 – Individuelle Geistwesen und ihr Wirken in der Seele des Menschen – Dornach, 13 november 1917 (bladzijde 114-115)

Eerder geplaatst op 21 februari 2016

Een uiterst gecompliceerde zaak

Zodra men, om zo te zeggen, de sluier oplicht die zich toch altijd voor de mensen uitstrekt, zodat de mens alleen de zintuiglijke wereld ziet en niet de erachter liggende geestelijke, zodra men deze sluier oplicht, wordt het leven toch een uiterst gecompliceerde zaak. Dan blijkt ten eerste dat niet alleen de soort wezens en hun fysieke afspiegeling, de sterren, op de mens een invloed hebben, die nu rechtstreeks kan worden waargenomen, maar dat binnen het aardse bestaan zelf  bovenzinnelijke wezens aanwezig zijn, die verwant zijn met de sterrenwezens, die echter als het ware hun woonplaats in het bereik van het aardse opgeslagen hebben.

Bron: Rudolf Steiner – GA 219 – Das Verhältnis der Sternenwelt zum Menschen und des Menschen zur Sternenwelt – Dornach, 3 december 1922 (bladzijde 48)

Eerder geplaatst op 28 juni 2017

Over autoriteit en opvoeding van voelen en willen

Wanneer het kind liefdevol ontwikkeld wordt doordat het steunt op de autoriteit, wanneer het kind voelen en willen leert door op anderen te steunen, de volwassenen, op de opvoeder en leraar, dan wordt op het juiste ogenblik, namelijk met de geslachtsrijpheid zijn eigen zelfstandig voelen en willen geboren. Ons voelen en willen kunnen we pas op de juiste manier ontwikkelen als we deze aan de ander, aan de mensen die voor ons als autoriteit gelden, ontwikkelen. Is er een te vroege zelfstandige ontwikkeling van de wil, dan komen namelijk ook bepaalde verborgen functies van de wil te vroeg en dat is schadelijk voor het hele leven. En tot intiemere wilsorganisaties kom je te vroeg wanneer er geprobeerd wordt, met name morele en religieuze impulsen te vroeg aan het eigen oordeel te onderwerpen.

Je kan niet anders zeggen dan dat het kind tot aan de puberteit moet leren, moreel te zijn door de invloed van morele en religieuze autoriteiten. Pas met de geslachtsrijpheid begint het ziele-geestwezen van de mens zo vrij van het lichaam te worden dat wij het aan het eigen oordeel kunnen overlaten. Wanneer je deze dingen tegenwoordig uitspreekt, krijg je vooral het vooroordeel van deze tijd tegen je. Toen ik in min of meer openbare lezingen deze zaak van het natuurlijke autoriteitsgevoel uitsprak in Duitsland, toen daar alles nog onder invloed stond van een schijnrevolutie, die geen echte revolutie geworden is, sprak men mij overal aan vanuit achtergronden die het liefst alle autoriteit zover mogelijk van kinderen vandaan wilden houden, die het liefst wilden dat het gedaan zou zijn met opvoeding en onderwijs en dat de kinderen onder elkaar op een democratische manier elkaar zouden opvoeden en aan elkaar leren. Ik moest daarop antwoorden dat kinderen dat helemaal niet willen; goed begrepen willen kinderen leiding, willen van een autoriteit houden en wat zich in hen ontwikkelt als liefde tot de autoriteit hangt met hun eigen natuur samen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 301 – Die Erneuerung der pädagogisch-didaktischen Kunst durch Geisteswissenschaft – Bazel, 4 mei 1920 (bladzijde 148-149)

Vertaling: Pieter Witvliet. Voor zijn vertaling van de gehele voordracht zie: VRIJESCHOOL – PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE ACHTERGRONDEN

Eerder geplaatst op 26 juni 2017 

Stemmingen negeren

Zo ziet u dat het er bij de leraar vooral op aankomt hoe hij zich opstelt ten aanzien van zijn edele beroep. Dat is niet zon­der betekenis; want het belangrijkste in onderwijs en opvoe­ding zijn toch de onweegbare invloeden (de imponderabilia). […] Zoals in het dagelijkse leven niet altijd wat fysiek groot is ook maatgevend is, maar soms ook juist iets kleins, zo is ook niet altijd maatgevend wat we met gebruik van grote woorden doen, maar soms is het die beleving, dat gevoel dat we in ons hebben opgeroepen voordat we de klas binnengaan.

Eén ding is echter vooral van groot belang, namelijk dat we snel onze persoonlijkheid in engere zin als een slangehuid afstropen bij het betreden van de klas. In bepaalde gevallen kan de leraar, omdat hij – zoals men vaak zo zelfge­noegzaam zegt – ‘ook maar een mens’ is, van alles beleven in de tijd tussen het einde van de lessen van de voorafgaande dag en het begin van de les de volgende dag. Het kan voor­komen dat schuldeisers hem hebben gemaand, of dat hij ru­zie heeft gehad met zijn vrouw, zoals dat wel voorkomt in het leven. Dat zijn dingen waardoor je van streek kunt raken. Zul­ke ontstemmingen leveren dan een grondtoon voor de ziele-toestand.

Maar ook vrolijke, vreugdevolle stemmingen kunnen voor­komen. De vader van een leerling kan bijvoorbeeld, omdat hij u heel graag mag, na de jacht een haas hebben laten bren­gen, of, als het een lerares betreft, een boeket bloemen heb­ben bezorgd. Dat we zulke stemmingen in ons dragen spreekt toch vanzelf. Als leraar dienen we ons zelf door zelfopvoeding te leren zulke stemmingen te negeren – en alleen te spreken vanuit de inhoud van wat behandeld moet worden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 302a – Erziehung und Unterricht aus Menschenerkenntnis – Stuttgart, 15 september 1920 (bladzijde 22-23)

Deze tekst heb ik overgenomen van de website van Pieter Witvliet: VRIJESCHOOL – PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE ACHTERGRONDEN

Deze tekst is ook te vinden in het boek: Rudolf Steiner – Menskunde – bladzijde 17-18 (uitgeverij Pentagon)

P.S. Ik denk dat niet veel leraren blij zouden zijn als een vader van een leerling met een dode haas aan komt zetten, maar dit terzijde. 🙂