Niemand hoeft te denken dat deze tijd (Steiner spreekt hier over de louteringstijd na de dood, ook wel vagevuur of kamaloka genoemd) alleen maar een totaal vreselijke tijd is, alleen maar een tijd waarin men brandende dorst ervaart, waarin men begeerten beleeft. Dat alles is er zeer zeker; maar het is niet het enige. We doorleven ook alles wat we tussen geboorte en dood aan geestelijks hebben doorgemaakt,we beleven ook de goede gebeurtenissen van het leven zo, dat we ze als het ware in spiegelbeeld voor ons hebben.
Bron: Rudolf Steiner – GA 119 – Makrokosmos und Mikrokosmos/Die große und die kleine Welt/Seelenfragen, Lebensfragen, Geistesfragen – Wenen, 19 maart 1910 (bladzijde 21)