Valse profeten

Steeds weer opnieuw moet gezegd worden dat valse profeten het goede en grootse zouden kunnen verhinderen als ze erin zouden slagen de mening te verspreiden dat Christus weer in een fysiek lichaam (Duits: im Fleische) zou verschijnen. Als de antroposofen dat niet zouden begrijpen, dan zouden ze in de fout vervallen die het mogelijk zou maken dat valse messiassen optreden.

Ze zullen opstaan omdat ze op de zwakke, op de door het materialisme verzwakte zielen rekenen, die zich alleen kunnen voorstellen dat wanneer Christus weer komt, hij in een stoffelijk lichaam moet verschijnen. Deze misvatting is een zeer bedenkelijke; ze zal opkomen als een vreselijke verleiding voor de mensheid.

Antroposofie heeft de taak de mensen tegen deze verleiding te beschermen. Dat kan niet sterk genoeg benadrukt worden voor allen die het horen willen. Hiermee ziet u echter ook dat antroposofie belangrijke dingen te zeggen heeft, dat we antroposofie niet alleen maar praktiseren omdat we nieuwsgierig zijn naar allerlei waarheden, maar omdat we weten dat deze waarheden nodig zijn voor het heil van de mensheid, voor de voortdurende vervolmaking van de mensheid.

Bron: Rudolf Steiner – GA 118 – Das Ereignis der Christus-Erscheinung in der ätherischen Welt – Heidelberg, 27 januari 1910 (bladzijde 53)

Opoffering /Karma

Wie zijn het die voornamelijk voor de mensheid als geheel werken, die zich algemene taken stellen in latere incarnaties? Het zijn degenen die in een vroegere incarnatie op een of andere wijze een offerdood hebben doorgemaakt. De toegewijde, de hier op aarde spiritueel toegenegen naturen, danken dit aan hun martelaarschap te noemen leven in een eerdere incarnatie. De aarde zou niet vooruit kunnen gaan als niet mensen zich opofferen zouden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 157a – Schicksalsbildung und Leben nach dem Tode – Berlijn, 20 november 1915 (bladzijde 71)

Eerder geplaatst op 27 januari 2014

Waartoe al dit geprakkiseer over het leven na de dood?

Wat er in zijn geestelijke omgeving aanwezig is, dat kan de overledene alleen voor zover beleven, als hij zich al hier op aarde de voor de mens mogelijke gedachten over de geestelijke wereld gemaakt heeft. Er zijn zo veel mensen die zeggen: Ach, waarom zouden we ons om het leven na de dood bekommeren? We kunnen het immers afwachten. Als we gestorven zijn, zullen we wel zien, wat er na de dood is. – Maar dat is een volstrekt onmogelijk idee. Men ziet eenvoudig niets na de dood, als men zich in het leven helemaal geen gedachten over de geestelijke wereld heeft gemaakt, als men alleen maar materialistisch geleefd heeft.

Bron: Rudolf Steiner – GA 226 – Menschenwesen Menschenschicksal und Welt-Entwickelung – Kristiana (Oslo), 17 mei 1923 (bladzijde 29-30)

Zie ook: Waarom zou ik mij bekommeren over wat er zich na de dood afspeelt?

Eerder geplaatst op 27 februari 2017

Een venster voor de doden

Het is, bijvoorbeeld, een wezenlijk te hulp komen tegenover de doden, als we in alle levendigheid aan ze denken, als we vooral zulke gedachten naar de doden zenden, welke in zeer aanschouwelijke vorm weergeven wat we met de doden beleefd hebben. Abstracte gedachten begrijpen de doden niet. Als ik echter de voorstelling denk: Daar was de straat tussen Kristiana en een naburige plaats; daar liepen wij. De andere mens, die nu gestorven is, die liep naast mij. Ik hoor nu nog, hoe hij toen sprak. De klank van zijn stem hoor ik. Ik probeer nu voor me te zien, wat voor bewegingen hij met de armen maakte, wat voor bewegingen hij met het hoofd maakte.

Als men zich dat zo heel objectief levendig voorstelt, wat men met de dode samen heeft beleefd, en dan deze gedachten naar de dode stuurt, die men in een bekend (Duits: geläufigen) beeld voor de ziel haalt, dan zweeft of stroomt zo’n gedachte als het ware naar de dode toe. En de dode ervaart dit als een raam waardoor hij in de wereld kan kijken. Bij de dode komt niet alleen op, wat we aan gedachten tot hem richten, maar een hele wereld komt er bij hem op. Het is als een venster waardoor hij in onze wereld kan zien.

Bron: Rudolf Steiner – GA 226 – Menschenwesen Menschenschicksal und Welt-Entwickelung – Kristiana (Oslo), 17 mei 1923 (bladzijde 29)

Eerder geplaatst op 26 februari 2017

De schaduwzijde van de persoonlijke mening

De schaduwzijde van de “persoonlijke overtuiging” is de eigenzinnigheid, het pochen op de “eigen gedachten”. Zo mooi het is om zijn mening zonder voorbehoud te bepleiten, zo nodig is het vanuit een ander gezichtspunt om de mening van zijn medemensen als volledig gelijkberechtigd te laten gelden. En hoe weinig ligt dat juist in het karakter van de vasthouders aan hun overtuiging (Duits: Überzeugungstreuesten). Juist zij tonen vaak een intolerantie van voelen en denken, die het hen onmogelijk maakt om ook op andere meningen werkelijk in te gaan.

Zeker: ze zullen van tolerantie bijna altijd de mond vol hebben. Maar in de praktijk brengen kunnen ze het nauwelijks. Want het komt er niet op aan dat men een principe erkent, maar dat men ernaar leeft. Men moet het zich door oefenen eigenmaken. Innerlijke verdraagzaamheid, gedachtentolerantie zou men zich in strenge zelfdiscipline moeten aanwennen. En als men het in het kleinste doet, zal het uiteindelijk een basiskenmerk van ons hele huidige leven worden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 34 – LUCIFER- GNOSIS 1903-1908 GRUNDLEGENDE AUFSÄTZE ZUR ANTHROPOSOPHIE UND BERICHTE – april 1904 (bladzijde 453)

Eerder geplaatst op 20 februari 2017