Hoe denkt de antroposofie over geestesziekten? (2 – slot)

De samenhang tussen hersenen en gedachte ligt echter niet in de fysiek-zintuiglijke wereld. Deze ligt in een hogere wereld. En hoewel de fysieke hersenen, die onze ogen in de fysieke ruimte zien, niet direct beïnvloedt kunnen worden door de inhoud van het denken, zoals het eveneens aan de fysieke wereld gebonden verstand deze kent, zo bestaat er toch een – voor de fysieke waarneming verborgen – samenhang tussen de hogere geestelijke wetten, waaruit de hersenen enerzijds, de gedachten van deze hersenen anderzijds stammen.

En wie deze samenhang zien kan, voor die is – onder bepaalde voorwaarden – de zin zeker juist: De mens maakt zichzelf door zijn verkeerde gedachten waanzinnig, dat wil zeggen hersenziek. Een dergelijke zin moet men echter eerst begrijpen, voordat men hem bekritiseert. En de hedendaagse medische wetenschap – natuurlijk niet alle medici – missen de middelen om hem te begrijpen. Men zou nu als antroposoof in zulke gevallen beslist tolerant moeten zijn. Met alleen maar de veroordeling van de geneeskunde en haar materialisme is helemaal niets gedaan. De antroposoof zou moeten inzien waarom de hedendaagse arts hem niet kan begrijpen; terwijl hij toch zeker wel in staat is deze arts te begrijpen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 34 – LUCIFER- GNOSIS 1903-1908/GRUNDLEGENDE AUFSÄTZE ZUR ANTHROPOSOPHIE UND BERICHTE – juli 1904 (bladzijde 364 -365)

Eerder geplaatst op 25 januari 2017

Hoe denkt de antroposofie over geestesziekten? (1 van 2)

Een vraag werd gesteld: ‘Hoe denkt de antroposofie over geestesziekten?’ De huidige wetenschap ontkent dat iemand door onjuiste, verkeerde gedachten in geestesziekte vervallen kan. Hooguit zou overmatige inspanning wat betreft geestelijke arbeid het zenuwgestel en de hersenen ziek kunnen maken, maar niet de geestelijke inhoud. Geeft de antroposofie dit ook toe?’

Antwoord: De huidige medische wetenschap weet weliswaar niets met betrekking tot de wetmatige samenhangen in hogere werelden; wat echter de genoemde bewering betreft, ligt hier zeer zeker een waarheid aan ten grondslag. Wat men geestesziekte noemt en wat als zodanig een aandoening van fysieke organen is, kan ook alleen zijn directe oorsprong in fysieke feiten hebben. Een verkeerd gevoel, een foute gedachte hebben hun schadelijke werkingen in eerste instantie in hogere werelden, en ze kunnen alleen indirect op de fysieke wereld terugwerken.

Wie dus alleen van de wetten van de fysieke wereld spreekt en andere niet kent, zou dus een fout maken als hij een in de aangeduide richting gaande invloed van de geest op de hersenen zou willen toegeven. De huidige medische wetenschap heeft dus vanuit hun standpunt gelijk. Vanuit hun visie zouden waanzinnige gedachten alleen het gevolg van een ziek brein kunnen zijn, omgekeerd kan een ziek brein niet het gevolg van verkeerde gedachten zijn.

Wordt vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – GA 34 – LUCIFER- GNOSIS 1903-1908/GRUNDLEGENDE AUFSÄTZE ZUR ANTHROPOSOPHIE UND BERICHTE – juli 1904 (bladzijde 363 -364)

Eerder geplaatst op 24 januari 2017 

Bestaat toeval? (2 – slot)

De fout die hier gemaakt wordt, is dat velen zich de karmische samenhangen te eenvoudig voorstellen. Ze gaan er bijvoorbeeld vanuit: als deze mens door een vallende dakpan beschadigd wordt, dan moet hij deze beschadiging karmisch verdiend hebben. Dit is echter beslist niet noodzakelijk. In het leven van ieder mens treden voortdurend gebeurtenissen op die met zijn verdienste of zijn schuld in het verleden helemaal niets te maken hebben. Dergelijke gebeurtenissen vinden hun karmische vereffening in de toekomst. Wat mij nu onschuldig overkomt, daarvoor word ik in de toekomst gecompenseerd. Dit ene is juist: niets blijft zonder karmische compensatie. Of echter een belevenis van een mens het gevolg is van zijn karmische verleden of de oorzaak van een karmische toekomst is: dat moet afzonderlijk vastgesteld worden. En dat kan niet met het aan de fysieke wereld gewende verstand, maar alleen door de occulte ervaring en waarneming beslist worden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 34 – LUCIFER- GNOSIS 1903-1908/GRUNDLEGENDE AUFSÄTZE ZUR ANTHROPOSOPHIE UND BERICHTE – juli 1904 (bladzijde 363)

Eerder geplaatst op 22 januari 2017 

Bestaat toeval? (1 van 2)

In de fysiek-zintuiglijke wereld van “toeval” spreken, is zeker niet onterecht. En zo vast en zeker de zin geldt: ‘Er bestaat geen toeval’, als men alle werelden in aanmerking neemt, zo onterecht zou het zijn, het woord “toeval” af te wijzen als er alleen sprake is van de aaneenschakelingen van de dingen in de fysiek-zintuiglijke wereld. Het toeval in de fysieke wereld wordt namelijk teweeggebracht doordat zich in deze wereld de dingen in de zintuiglijke ruimte afspelen.

Ze moeten, voor zover ze zich in deze ruimte afspelen, ook aan de wetten van deze ruimte gehoorzamen. In deze ruimte kunnen echter uiterlijke dingen samentreffen, die in eerste instantie innerlijk niets met elkaar van doen hebben. Net zomin als mijn gezicht echt vervormd is, omdat het er in een oneffen spiegel vervormd uitziet, net zomin hoeven de oorzaken die een dakpan van het dak laten vallen, die mij – als ik net voorbij ga – verwondt, met mijn karma dat uit mijn verleden stamt, iets van doen te hebben.

Wordt vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – GA 34 – LUCIFER- GNOSIS 1903-1908/GRUNDLEGENDE AUFSÄTZE ZUR ANTHROPOSOPHIE UND BERICHTE – juli 1904 (bladzijde 362-363)

Eerder geplaatst op 21 januari 2017

Alle leven hier op aarde verhoudt zich tot het leven na de dood als droom tot werkelijkheid

Het bewustzijn dat de mens bij al deze beschreven ervaringen na de dood heeft, is veel helderder en wakkerder dan wij het op aarde in het normale leven hebben. Het is buitengewoon belangrijk dat wij duidelijk weten: bij het dromen is het bewustzijn dof, als we wakker zijn is het helder, het bewustzijn na de dood is nog helderder en wel zo helder, dat alle leven hier op aarde zich verhoudt tot het leven na de dood als droom tot werkelijkheid. Maar bij het bereiken van elke nieuwe etappe wordt het bewustzijn nog wakkerder, nog klaarder.

Bron: Rudolf Steiner – GA 231 – Der übersinnliche Mensch anthroposophisch erfaßt – Den Haag, 17 november 1923 ‘s avonds (bladzijde 130)

Vertaling door M. Macintosh, overgenomen uit Rudolf Steiner – Tussen dood en nieuwe geboorte – 1979 Uitgeverij Vrij Geestesleven Zeist (bladzijde 128)

Eerder geplaatst op 23 januari 2017

Foutje: Dit citaat was eigenlijk bedoeld voor 30 oktober, maar ik ben vergeten de datum in te vullen.