Gevolg van haat na de dood

Als we mensen beschouwen die leven tussen dood en nieuwe geboorte en we datgene, wat hen kwelt, in de gangbare taal omzetten, dan zeggen ze ongeveer: ‘In mij leeft iets wat mij smart geeft, die uit mijzelf opstijgt. – Het is als bij de fysieke mens de hoofdpijn, alleen is het een innerlijke pijn die zo gevoeld wordt. – Ik ben zelf de veroorzaker, ik maak de pijn zelf.’   

En de mens kan na de dood veel te klagen hebben door innerlijke pijn en innerlijk lijden. Als men nu als ziener nagaat waar dit innerlijke lijden van komt, dan is dit lijden terug te voeren op de manier waarop hij hier zijn leven heeft doorgebracht: Hij heeft een mens bijzonder gehaat, die hij niet zou hebben moeten haten; dat wordt hem innerlijke pijn na de dood, en wat hij de mens aangedaan heeft met de haat, dat doet hem nu pijn in zijn innerlijk.

Bron: Rudolf Steiner – GA 140 – Okkulte Untersuchungen über das Leben zwischen Tod und neuer Geburt – Linz, 26 januari 1913 (bladzijde 166)