Er kunnen mensen zijn die zo zijn aangelegd dat het hun onmogelijk is de weg tot de geest te vinden. Het zal moeilijk worden om zulke mensen het geestelijke te bewijzen. Ze blijven staan bij hetgeen waar ze iets van weten, waarvoor ze de aanleg hebben om iets van te weten. Ze blijven, om zo te zeggen, staan bij wat de meest rechtstreekse indruk op hen maakt (Duits: bei dem stehen, was den grobklotzigsten Eindruck auf sie macht), bij het materiële. Zo’n persoon is een materialist en zijn wereldbeschouwing is het materialisme. Wat door de materialisten als verdediging, als bewijs van het materialisme naar voren gebracht wordt, hoeft men niet altijd dwaas te vinden, want er is ontzaglijk veel scherpzinnigs op dit gebied geschreven. Wat geschreven is, dat geldt in eerste instantie voor het materiële gebied van het leven, geldt voor de materie en haar wetten.
Bron: Rudolf Steiner – GA 151 – Der menschliche und der kosmische Gedanke – Berlijn, 21 januari 1914 (bladzijde 35)
Eerder geplaatst op 22 mei 2016