In het dierenrijk vinden we een machtige drift die onafhankelijk is van de zintuigen. Brengt men een exotisch vlinderpaar naar Duitsland en laat men het mannetje vrij bijvoorbeeld in Frankfurt en het vrouwtje in Maagdenburg, dan zullen de twee elkaar onfeilbaar vinden. Dit terugvinden is voor hen mogelijk door bijzondere organen, die nog verfijnder zijn dan de zintuiglijke organen.
Door organen van de ziel vinden ook de mensen elkaar, die bij elkaar horen. Als we voor de eerste keer een mens ontmoeten, van wie we tot dan toe niets wisten, en voelen we bij de eerste ontmoeting een grote sympathie, zoals het voorkomt tussen man en vrouw en ook tussen vrienden, dan is dat een teken dat deze mensen bij elkaar horen en dat ze zielsorganen hebben, die hen deze saamhorigheid aankondigen en ze naar elkaar leiden.
Bron: Rudolf Steiner – GA 266a – Aus den Inhalten der esoterischen Stunden: Band I: 1904 – 1909 – Berlijn, 18 april 1906 (bladzijde 138)