Na het einde van het zevende tijdperk (5733-7893) zal de aarde door een omwenteling worden geteisterd, die te vergelijken is met de ramp, die tussen de Atlantische en de na-Atlantische tijd is geschied. En de daarna diepgaand gewijzigde aardetoestanden zullen zich weer in zeven tijdvakken verder ontwikkelen. De mensenzielen, die zich dan zullen belichamen, zullen op een hogere trap van ontwikkeling die gemeenschap met een hogere wereld ervaren, die de Atlantiërs op een lagere trap hebben ervaren.
Maar het zal blijken, dat alleen die mensen opgewassen zullen zijn tegen de nieuw gevormde omstandigheden van de Aarde, die zich in zielen belichaamd hebben, zoals zij kunnen worden onder de invloeden van het Grieks-Latijnse tijdperk (747 voor Chr. – 1413 na Chr.), het daaropvolgende vijfde, zesde en zevende tijdperk van de na-Atlantische ontwikkeling. Het innerlijk van zulke zielen zal in overeenstemming met alles, wat er tot op die tijd van de Aarde zal zijn geworden. De andere zielen zullen dan moeten achterblijven, terwijl het voordien nog in hun keuze zou hebben gelegen, zichzelf de voorwaarden te kunnen scheppen om mee te kunnen komen.
Na de eerstvolgende grote omwenteling zullen die zielen rijp zijn voor de dan heersende omstandigheden, die zich in het bijzonder bij het overgaan van het vijfde (1413-3573) naar het zesde (3573-5733) na-Atlantische tijdperk de mogelijkheid zullen hebben geschapen, de resultaten van het bovenzinnelijke inzicht te doordringen met de krachten van verstand en gevoel. Het vijfde en het zesde tijdperk zijn in zekere mate doorslaggevend.
Weliswaar zullen in het zevende tijdperk de zielen, die het doel van het zesde hebben bereikt, zich dienovereenkomstig verder ontwikkelen; de anderen zullen echter onder de gewijzigde omstandigheden van de omgeving maar weinig gelegenheid vinden, het verzuimde in te halen. Pas in een latere toekomst zullen er weer voorwaarden optreden, die dit toelaten. – Zo schrijdt de ontwikkeling voort van tijdperk tot tijdperk.
Bron: Rudolf Steiner – GA 13 – DIE GEHEIMWISSENSCHAFT IM UMRISS – Gegenwart und Zukunft der Welt- und MenschheitsEntwickelung (bladzijde 410-411)
Deze vertaling is van F. Wilmar