Vaak wordt er gedacht dat vanuit allerlei invallen, uit subjectieve verstandelijke overwegingen of zelfs uit fantasieën wordt verteld wat de antroposofie over de werkelijkheid van de hogere werelden naar voren brengt. Het is niet zo. Klinisch onderzoek, astronomisch onderzoek moet men tot in detail leren. Het is moeilijk. Maar wat op deze wijze innerlijk, ik zou willen zeggen, innerlijk experimenterend veroverd wordt om tot de waarneming van hogere werelden te komen, dat is nog moeilijker. Het vereist nog meer toewijding, meer zorgvuldigheid, meer innerlijke gewetensvolheid en methodiek.
En wat hier in ernstige en eerlijke zin als geesteswetenschap wordt beschreven, is heel verschillend van wat doorgaans als occultisme, als mystiek en dergelijke optreedt. Zoals de wetenschap zich verhoudt tot bijgeloof, zo verhoudt deze spirituele wetenschap zich tot het populaire occultisme, dat door allerlei mediums of door het amateuristisch vergaren van uiterlijke, verrassende feiten tot zijn inzichten wil komen. Deze bijzondere vorm van modern bijgeloof wordt door niets zekerder overwonnen dan door ernstig en eerlijk geestelijk onderzoek, dat door uiterst nauwgezette methoden wordt ontwikkeld.
Bron: Rudolf Steiner – GA 79 – Die Wirklichkeit der höheren Welten – Kristiania (Oslo), 25 november 1921 (bladzijde 31-32)