Veel weten, maar toch eigenlijk niets weten

Van wat er van onze Europese en Amerikaanse universiteiten uitgaat aan zogenaamde mensenwijsheid, maar ook aan sociale wijsheid, aan technische wijsheid enzovoort, dat beschouwt de wereld met uitsluiting van al de factoren, die toch de mensen heel vanzelfsprekend in zich dragen. Wie tegenwoordig in een of andere leidende mensheidspositie is, zelfs al is het een lage leidende functie, die heeft helemaal geen gelegenheid het een en ander te leren kennen, dat hem in staat zou stellen inzicht in de mens te verwerven. En zonder mensenkennis is er geen sociaal leven, zonder mensenkennis is er ook geen vernieuwing van het Christendom.

Men kan tegenwoordig theoloog worden zonder een idee te hebben wat het mysterie van Golgotha inhoudt, want de meeste theologen hebben geen idee wie Christus is. Men kan tegenwoordig advocaat worden zonder er een idee van te hebben wat eigenlijk het mensenwezen is. Men kan arts worden zonder er een idee van te hebben, hoe het mensenwezen vanuit de kosmos is opgebouwd, zonder er een idee van te hebben, hoe het gezonde en het zieke lichaam zich tot elkaar verhouden. Men kan vandaag de dag technicus zijn zonder er een idee van te hebben welke invloed de bouw van een of andere machine op het gehele verloop van de aarde-evolutie heeft, en men kan vandaag de dag een geniale uitvinder van een telefoon zijn, zonder er een idee van te hebben wat de telefoon voor de gehele aarde-ontwikkeling betekent.

De mensen missen het zicht op het verloop van de menselijke ontwikkeling. En ieder mens heeft zo zijn verlangen zich een kleine kring te vormen en in deze kleine kring een routine te verwerven, deze routine te gebruiken ten gunste van zijn egoïsme, dat hij voor zich creëert zonder er rekening mee te houden, hoe het ingevoegd wordt wat hij als een deel van de wereld inbrengt, in deze wereld als geheel.

Bron: Rudolf Steiner – GA 196 – Geistige und soziale Wandlungen in der Menschheitsentwickelung – Dornach, 6 februari 1920 (bladzijde 158-159)

Eerder geplaatst op 8 maart 2016

Organen van de ziel

In het dierenrijk vinden we een machtige drift die onafhankelijk is van de zintuigen. Brengt men een exotisch vlinderpaar naar Duitsland en laat men het mannetje vrij bijvoorbeeld in Frankfurt en het vrouwtje in Maagdenburg, dan zullen de twee elkaar onfeilbaar vinden. Dit terugvinden is voor hen mogelijk door bijzondere organen, die nog verfijnder zijn dan de zintuiglijke organen.

Door organen van de ziel vinden ook de mensen elkaar, die bij elkaar horen. Als we voor de eerste keer een mens ontmoeten, van wie we tot dan toe niets wisten, en voelen we bij de eerste ontmoeting een grote sympathie, zoals het voorkomt tussen man en vrouw en ook tussen vrienden, dan is dat een teken dat deze mensen bij elkaar horen en dat ze zielsorganen hebben, die hen deze saamhorigheid aankondigen en ze naar elkaar leiden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 266a – Aus den Inhalten der esoterischen Stunden: Band I: 1904 – 1909 – Berlijn, 18 april 1906 (bladzijde 138)

Mystiek/Verfijnd Egoïsme/Zelfbedrog

Toen begonnen werd met wat hier nu al sinds jaren voor u ligt als antroposofisch georiënteerde geesteswetenschap, hebben sommige mensen, die nader gekomen zijn tot wat bijvoorbeeld door mij als grondslag van deze antroposofische geesteswetenschap gegeven is, gezegd: We verdiepen ons liever in de mystiek van Meister Eckhart, in de mystiek van Johannes Tauler. Dat is immers allemaal veel eenvoudiger; dan kan men zo heerlijk behaaglijk zeggen: Ik verzink mij in mijn innerlijk, ik word de hogere mens in mij gewaar, mijn hoger Ik heeft de goddelijke mens in mij bemachtigd. – Maar dat is toch immers niets anders dan een verfijnd egoïsme, niets anders dan een zich terugtrekken in de egoïstische persoonlijkheid, een weglopen van de gehele mensheid, een innerlijk zichzelf bedriegen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 196 – Geistige und soziale Wandlungen in der Menschheitsentwickelung – Dornach, 6 februari 1920 (bladzijde 157)

Eerder geplaatst op 7 maart 2016

Met zulke dingen kan een verlicht mens zich niet inlaten

Dat iemand in onze tijd in staat zou kunnen zijn om vanuit zekere gefundeerde kennis iets te zeggen over een geestelijke oorsprong van de wereld, over geestelijk werkzame krachten in de wereldontwikkeling, over de mogelijkheid dat de wereldontwikkeling weer in een geestelijke vorm van bestaan terugkeert, nadat ze haar fysiek-zintuiglijke fase heeft doorgemaakt, dat wordt – als het bijvoorbeeld in mijn Geheimwissenschaft in gedetailleerde concrete beschrijvingen naar voren komt -, min of meer zo aangezien, dat men met iemand die zoiets beweert, als verlichte mens niet meer veel te maken wil hebben.

Want men denkt dan immers: Als iemand zich ermee inlaat om over zulke dingen in detail wat te zeggen, dan is hij in feite er niet ver vanaf om zijn verstand te verliezen; in ieder geval kan men zich niet compromitteren door zich met de discussie over dergelijke details in te laten.

Bron: Rudolf Steiner – GA 83 – Westliche und östliche Weltgegensätzlichkeit/Wege zu ihrer Verständigung durch Anthroposophie – Wenen, 5 juni 1922 (bladzijde 135-136)

Ahriman

In het aardse leven leidt de macht van Ahriman ertoe, het zintuiglijk-fysieke bestaan voor het enige aan te zien, en zich daardoor elk uitzicht op een geestelijke wereld te benemen. In de geestelijke wereld brengt deze macht de mens tot volkomen vereenzaming, tot het richten van alle belangstelling op zichzelf. Mensen, die bij de dood in Ahriman’s macht zijn, worden als egoïsten wedergeboren.

Bron: Rudolf Steiner – GA 13 – DIE GEHEIMWISSENSCHAFT IM UMRISS – Die Weltentwickelung und der Mensch (bladzijde 287)

Deze vertaling is van F. Wilmar

Ahriman (Wikipedia)

Binnen het Zoroastrisme is Ahriman of Angra Mainyu de god van het duister en kwaad. Hij is de aartsvijand van Ahoera Mazda. Ahriman zond dood en ziekten naar de mensen om hen in ellende te storten en zo het aards paradijs dat Ahoera Mazda had geschapen te bederven.

In de antroposofie van Rudolf Steiner is Ahriman een gevallen aartsengel. Zijn werkzaamheid is tegengesteld aan die van Lucifer. Tegenover de illusiescheppende Lucifer staat hij juist voor het naar beneden halen van het menselijke. Hij wordt ook wel als de inspirator van het materialisme beschouwd. Zijn streven is het de mens te kluisteren aan de aarde, de materie, als het enige wat zou existeren.