Als de wijn is in de man, is de wijsheid in de kan (2 – slot)

Nu had echter het geloof in reïncarnatie en karma een machtige invloed, niet alleen op de persoonlijkheid, maar ook op zijn sociale gevoelens. Het liet hem de ongelijkheid van de menselijke levensomstandigheden aanvaarden. Als de ongelukkige Egyptische arbeider aan de piramiden werkte, als de Hindoe van de laagste kaste aan de gigantische tempels in het hart van de bergen bouwde, zei hij zichzelf dat een ander bestaan hem voor de dapper verdragen zware arbeid zou vergoeden, als hij goed was; hij zei tegen zichzelf dat zijn meester al door soortgelijke beproevingen was gegaan, of dat hij later door nog zwaardere beproevingen zou moeten gaan, als hij aan de gerechtigheid twijfelde en kwaad gezind zou zijn.

Toen echter het christendom opkwam, moest de mensheid door een tijdperk gaan waarin ze zich geheel instelde op haar opgave op aarde. Ze moest aan de verbetering van dit leven werken, aan de ontwikkeling van het verstand, aan de rationele, wetenschappelijke kennis van de natuur. Het bewustzijn van de reïncarnatie moest derhalve voor tweeduizend jaar verloren gaan. En het middel dat voor dit doel gebruikt werd, was de wijn.

Bron: Rudolf Steiner – GA 94 – Kosmogonie – Paris, 31 mei 1906 (bladzijde 51-52)

Eerder geplaatst op 17 januari 2016

Als de wijn is in de man, is de wijsheid in de kan (1 van 2)

Er was in de geschiedenis van de mensheid een tijd waarin wijn nog onbekend was. Ten tijde van de Veda’s kende men de wijn nauwelijks. Nu, zolang de mensen geen alcoholische dranken gebruikten, was de voorstelling van voorgaande bestaansstadia en van herhaalde aardelevens overal verbreid, en niemand twijfelde daaraan. Sinds de mensheid begon met wijn te drinken, verduisterde het idee van reïncarnatie zeer snel en verdween uiteindelijk uit het algemene bewustzijn.

Dit idee werd alleen behouden door de ingewijden, die zich van wijngenot onthielden. Want de alcohol heeft op het menselijk organisme een speciale werking, in het bijzonder op het etherlichaam waarin het geheugen zijn zetel heeft. De alcohol versluiert het geheugen, verduistert het in zijn innerlijke diepten. De wijn schenkt vergetelheid, zegt men. Daarbij gaat het niet om een oppervlakkig, kortstondig vergeten, maar om een diep en blijvend vergeten, om een verduistering van de herinneringskracht in het etherlichaam. Daardoor verloren de mensen, toen ze begonnen wijn te drinken, gaandeweg hun oorspronkelijk gevoel voor de wedergeboorte.

Wordt vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – GA 94 – Kosmogonie – Parijs, 31 mei 1906 (bladzijde 50-51)

Eerder geplaatst op 16 januari 2016

Ervaringen en genietingen

Wanneer de mens afdaalt om zich op de aarde te incarneren, wordt hij gedreven door zijn eigen verlangen en dit verlangen heeft een goede reden. Het is de bedoeling om te leren. We leren door al onze ervaringen en we verrijken onze schat aan ervaringen. Maar opdat de mens op de aarde leren kan, wordt hij noodzakelijkerwijs door het zintuiglijk genieten aangetrokken.

Wanneer nu de ziel, na de dood op het astrale gebied aangekomen, haar leven in teruggaande volgorde doorleeft, gaat het er integendeel om het zintuiglijk genot achter zich te laten en enkel de ervaringen te verwerken. Haar doorgang door het astrale gebied is dus een zuivering, door welke zij de hang naar fysiek-zintuiglijke genietingen verliest.

Bron: Rudolf Steiner – GA 94 – Kosmonogie – Parijs, 2 juni 1906 (bladzijde 63)

Eerder geplaatst op 10 januari 2016

De schaduwzijde van de persoonlijke mening

De schaduwzijde van de “persoonlijke overtuiging” is de eigenzinnigheid, het pochen op de “eigen gedachten”. Zo mooi het is om zijn mening zonder voorbehoud te bepleiten, zo nodig is het vanuit een ander gezichtspunt om de mening van zijn medemensen als volledig gelijkberechtigd te laten gelden. En hoe weinig ligt dat juist in het karakter van de vasthouders aan hun overtuiging (Duits: Überzeugungstreuesten). Juist zij tonen vaak een intolerantie van voelen en denken, die het hen onmogelijk maakt om ook op andere meningen werkelijk in te gaan.

Zeker: ze zullen van tolerantie bijna altijd de mond vol hebben. Maar in de praktijk brengen kunnen ze het nauwelijks. Want het komt er niet op aan dat men een principe erkent, maar dat men ernaar leeft. Men moet het zich door oefenen eigenmaken. Innerlijke verdraagzaamheid, gedachtetolerantie zou men zich in strenge zelfdiscipline moeten aanwennen. En als men het in het kleinste doet, zal het uiteindelijk een basiskenmerk van ons hele huidige leven worden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 34 – LUCIFER- GNOSIS 1903-1908 GRUNDLEGENDE AUFSÄTZE ZUR ANTHROPOSOPHIE UND BERICHTE – april 1904 (bladzijde 453)

Oppervlakkigheid/Mystiek

In veel kringen die zich vandaag de dag bijzonder mystiek verheven voelen, leeft niets anders dan de mystiek die innerlijke oppervlakkigheid is. Met deze oppervlakkigheid van de ziel dringt men niet door in de eeuwige mysteries van het leven. Hierin dringt men slechts door als men het geduld ervoor heeft om de in de ziel sluimerende krachten werkelijk te wekken of op zijn minst zich met zijn denken in te laten met wat de in de ziel sluimerende krachten van trap tot trap vinden kunnen.

Alleen in de overwinning van de oppervlakkigheid van het hart, in de overwinning van deze oppervlakkige mystiek ligt de mogelijkheid om de krachten van de ziel te vinden, die op de hier eerder aangeduide juiste manier omhoog leiden van het tijdelijke, van het vergankelijke naar het eeuwige, naar het onvergankelijke. Dat echter, op zodanige wijze begrepen, is dan werkelijk in staat vruchtbaar te werken op de meest verschillende gebieden van het hedendaagse leven.

Bron: Rudolf Steiner – GA 77b – Kunst und Anthroposophie/Der Goetheanum -Impuls – Dornach, 21 augustus 1921 (bladzijde 24-25)