De mens die er helemaal niets van wil weten, dat er karma bestaat, dat er herhaalde aardelevens zijn, die kan in feite nooit op de gedachte komen dat wat hij zijn lot noemt bij hemzelf behoort. Hoe gaat de mens door de wereld? De ene doet hem dit aan, de ander dat: het ene bevalt hem, het andere bevalt hem niet; dat hij zelf de oorzaak daarvan is, als iemand hem iets pijnlijks aandoet, dat weet hij niet, daar denkt hij niet over na; anders zou hij voelen: Je bent het zelf, die het je toebrengt!
Als men deze gedachte in het leven volgen kan, heeft men na de dood tenminste het gevoel waarvan het komt dat men deze of die smarten beleeft. Dat is een verlichting: het weten van karma hier in het leven tussen dood en nieuwe geboorte; anders blijft de kwellende vraag, waarom men dit of dat te lijden heeft, voor het leven na de dood. Dit zijn dingen die men in de huidige tijd moet beginnen te weten, zonder welke de ontwikkeling van de mensheid niet verder vooruitgaan kan.
Rudolf Steiner – GA 140 – Okkulte Untersuchungen über das Leben zwischen Tod und neuer Geburt – Linz, 26 januari 1913 (bladzijde 166)
Eerder geplaatst op 22 januari 2016