Er was in de geschiedenis van de mensheid een tijd waarin wijn nog onbekend was. Ten tijde van de Veda’s kende men de wijn nauwelijks. Nu, zolang de mensen geen alcoholische dranken gebruikten, was de voorstelling van voorgaande bestaansstadia en van herhaalde aardelevens overal verbreid, en niemand twijfelde daaraan. Sinds de mensheid begon met wijn te drinken, verduisterde het idee van reïncarnatie zeer snel en verdween uiteindelijk uit het algemene bewustzijn.
Dit idee werd alleen behouden door de ingewijden, die zich van wijngenot onthielden. Want de alcohol heeft op het menselijk organisme een speciale werking, in het bijzonder op het etherlichaam waarin het geheugen zijn zetel heeft. De alcohol versluiert het geheugen, verduistert het in zijn innerlijke diepten. De wijn schenkt vergetelheid, zegt men. Daarbij gaat het niet om een oppervlakkig, kortstondig vergeten, maar om een diep en blijvend vergeten, om een verduistering van de herinneringskracht in het etherlichaam. Daardoor verloren de mensen, toen ze begonnen wijn te drinken, gaandeweg hun oorspronkelijk gevoel voor de wedergeboorte.
Wordt vervolgd
Bron: Rudolf Steiner – GA 94 – Kosmogonie – Parijs, 31 mei 1906 (bladzijde 50-51)
Eerder geplaatst op 16 januari 2016