Hoe denkt de antroposofie over geestesziekten? (2 – slot)

De samenhang tussen hersenen en gedachte ligt echter niet in de fysiek-zintuiglijke wereld. Deze ligt in een hogere wereld. En hoewel de fysieke hersenen, die onze ogen in de fysieke ruimte zien, niet direct beïnvloedt kunnen worden door de inhoud van het denken, zoals het eveneens aan de fysieke wereld gebonden verstand deze kent, zo bestaat er toch een – voor de fysieke waarneming verborgen – samenhang tussen de hogere geestelijke wetten, waaruit de hersenen enerzijds, de gedachten van deze hersenen anderzijds stammen.

En wie deze samenhang zien kan, voor die is – onder bepaalde voorwaarden – de zin zeker juist: De mens maakt zichzelf door zijn verkeerde gedachten waanzinnig, dat wil zeggen hersenziek. Een dergelijke zin moet men echter eerst begrijpen, voordat men hem bekritiseert. En de hedendaagse medische wetenschap – natuurlijk niet alle medici – missen de middelen om hem te begrijpen. Men zou nu als antroposoof in zulke gevallen beslist tolerant moeten zijn. Met alleen maar de veroordeling van de geneeskunde en haar materialisme is helemaal niets gedaan. De antroposoof zou moeten inzien waarom de hedendaagse arts hem niet kan begrijpen; terwijl hij toch zeker wel in staat is deze arts te begrijpen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 34 – LUCIFER- GNOSIS 1903-1908/GRUNDLEGENDE AUFSÄTZE ZUR ANTHROPOSOPHIE UND BERICHTE – juli 1904 (bladzijde 364 -365)