Het belangrijkste kenmerk van het gewone denken is dat elke activering van het denken het zenuwstelsel beïnvloedt, met name de hersenen; het vernietigt iets in de hersenen. Iedere alledaagse gedachte betekent een klein afbraakproces, in de cellen van het brein. Om deze reden is de slaap noodzakelijk voor ons, zodat dit vernietigingsproces weer kan worden hersteld. Tijdens de slaap herstellen we wat in ons zenuwgestel gedurende de dag door het denken afgebroken werd. Dat wat we bewust waarnemen in een gewone gedachte, is in feite een afbraakproces dat in ons zenuwstelsel plaatsvindt.
Nu proberen we de meditatie te ontwikkelen, doordat we ons bijvoorbeeld aan de volgende beschouwing overgeven: De wijsheid leeft in het licht. Dit idee kan niet afkomstig zijn van zintuiglijke indrukken, omdat het voor de uiterlijke zintuigen niet het geval is dat de wijsheid in het licht leeft. In dit geval houden we door de meditatie de gedachte zo ver terug dat hij zich niet met de hersenen verbindt. Als we op deze wijze een innerlijke denkactiviteit ontwikkelen, die niet met de hersenen is verbonden, dan zullen we door de werkingen van een dergelijke meditatie op onze ziel voelen dat we op de goede weg zijn.
Doordat we bij het meditatieve denken geen afbraakproces in ons zenuwgestel oproepen, maakt dit meditatieve denken ons nooit slaperig – al wordt het ook nog zo lang voortgezet -, wat ons gewone denken gemakkelijk doen kan. Het is waar dat vaak juist het tegenovergestelde gebeurt, als men mediteert, want de mensen beklagen zich vaak dat ze bij de meditatie meteen inslapen. Maar dat komt doordat de meditatie nog niet volkomen is. Het is heel natuurlijk dat we bij de meditatie in eerste instantie de wijze van denken gebruiken waaraan we anders altijd gewend waren. Slechts langzamerhand wennen we eraan om met het uiterlijke denken op te houden. Als we dit punt bereikt hebben, dan zal het meditatieve denken ons niet meer slaperig maken, en zo zullen we weten dat we op de goede weg zijn.
Bron: Rudolf Steiner – GA 152 – Vorstufen zum Mysterium von Golgatha – Londen, 1 mei 1913 (bladzijde 25-26)