Vreugde en geluk is geen verdienste, maar een genade

Vreugde en geluk worden ons geschonken als een genade. De mens die in zijn karma vreugde en plezier opvat als wilden de goden hem onderscheiden en hem verheffen boven alle anderen, die zal het tegenovergestelde bereiken. We mogen het in geen geval zo opvatten alsof het ons toebedeeld zou worden met de bedoeling om ons als bevoorrecht boven anderen te houden. We moeten het zo opvatten dat de vreugden aan ons toebedeeld worden als een aanleiding om het als een genade van goddelijk-geestelijke wezens te voelen.

Dus dit gevoel in onszelf dat het een genade is, dat betekent een stap voorwaarts, het andere zou ons wezenlijk terugwerpen in onze ontwikkeling. De mens moet niet geloven dat hij tot lust en vreugde kan komen door bijzondere voorrechten van zijn karma, maar hij moet bedenken dat hij slechts daartoe kan komen doordat hij geen verdiensten heeft.

We moeten vooral juist dan werken van barmhartigheid doen, wat we dan beter kunnen doen dan wanneer we leed en pijn ondergaan. De aanwijzing dat we ons de genade waardig zouden moeten maken, dat is het wat ons vooruit brengt. De mening van vele mensen dat degene die van vreugde vervuld en rijk is, dat zou hebben verdiend, is dus niet gerechtvaardigd; dat moet juist vermeden worden. Ik verzoek u dit als een aanduiding te nemen, waardoor een misverstand vermeden kan worden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 130 – Das esoterische Christentum und die geistige Führung der Menschheit – Wenen, 9 februari 1912 (bladzijde 260-261)