Moraliteit/Gezelligheid/Eenzaamheid

Als de mens immoreel is geweest in het leven, dan komt hij weliswaar samen met familieleden en vrienden, maar er is altijd door zijn eigen wezen zoiets gecreëerd als een muur waar hij niet doorheen kan naar de andere wezens. En de mens met een immorele zielsinstelling is na de dood een eenzaat, een eenzaam wezen dat overal zoiets als een muur om zich heeft en niet nader kan komen tot de wezens in wiens sfeer hij geplaatst is.

Maar de ziel met een morele gesteldheid, de ziel met zodanige innerlijke ideeën die we hebben als we onze wil louteren, die wordt om zo te zeggen een gezellige geest en vindt altijd de bruggen en de samenhangen met de wezens in wiens sfeer ze leeft. Of we eenzame of gezellige geesten zijn, dat hangt af van onze immorele of morele zielstoestand.

Bron: Rudolf Steiner – GA 140 – Okkulte Untersuchungen über das Leben zwischen Tod und neuer Geburt – Hannover, 18 november 1912 (bladzijde 48-49)