De hedendaagse mensheid is weliswaar overtuigd, dat als een magneetnaald de noord-zuidrichting aanwijst, dus met het ene eind naar het noorden, met het andere naar het zuiden wijst, dit niet vanuit de magneetnaald zelf komt, maar dat de aarde als geheel een kosmische magneet is, waarvan de ene spits naar het Zuiden, de andere naar het Noorden richt, en men zou het als een dwaasheid beschouwen, als iemand zou beweren, dat deze richting alleen door krachten, die in de magneetnaald zelf liggen, wordt veroorzaakt.
Als het echter gaat om wat zich als kiem in een dierlijk of menselijk wezen ontwikkelt, verwerpt alle wetenschap en al het denken de kosmische inwerking. Wat men bij de magnetische naald een dwaasheid zou noemen, neemt men wel aan als, bijvoorbeeld, in een kip zich een ei vormt. Maar als zich in een kip een ei vormt, is feitelijk de gehele kosmos daarbij betrokken; hier op aarde gebeuren alleen de opwekkingen (Duits: Anregungen) daartoe.
Alles wat zich in het ei vormt, is een afdruk van kosmische krachten, en de kip zelf – zo is het ook bij mensen – is alleen een plaats waarin de kosmos, het hele wereldsysteem dat werk ontwikkelt. Dit is een gedachte waarmee we ons vertrouwd moeten maken. En aan dit hele systeem van krachten dat de kosmos doortrekt, werkt de mens tussen de dood en een nieuwe geboorte in gemeenschap met hogere wezens, met wezens van de hogere hiërarchieën. Men werkt voortdurend tussen de dood en een nieuwe geboorte: men is niet werkeloos, daar werkt men geestelijk (Duits: im Geistigen).
Bron: Rudolf Steiner – GA 182 – Der Tod als Lebenswandlung – Neurenberg, 10 februari 1918 (bladzijde 39)
Zie ook 12 augustus 2012 en 13 augustus 2012
Eerder geplaatst op 2 november 2015