Als we de blik richten op wat we het hogere zelf van de mens noemen, dan verliest de uitdrukking nationaliteit zijn betekenis. Want tot alles wat we afleggen als we door de poort van de dood gaan, behoort de gehele omvang van wat bedoeld wordt met nationaliteit. En als we in ernst spiritueel strevende mensen willen zijn, dan past het ons eraan te denken dat de mens, doordat hij door opeenvolgende incarnaties gaat, niet tot één, maar tot verschillende nationaliteiten behoort en dat wat hem verbindt met de nationaliteit behoort tot wat afgelegd wordt, afgelegd moet worden op het moment dat we door de poort van de dood gaan.
Bron: Rudolf Steiner – GA 157 – Menschenschicksale und Völkerschicksale – Berlijn, 31 oktober 1914 (bladzijde 28)
Ik had vroeger een vriendinnetje die woonde in Zuid-Limburg. Dus lifte Haike vanaf de Utrechtse brug daar waar de A2 begint richting het zuiden. Samen doken we onder in het carnavalsgewoel in Maasjstrich.. “Waar komen jullie dan vandaan” was dan vaak de vraag, uit Amsterdam was dan ons antwoord, (mijn vriendin kwam daar oorspronkelijk ook vandaan) “Ohw, Hollanders” werd er dan gezegd en geconstateerd. Ik was over dat antwoord stomverbaasd want zelf ervaar ik dat tot op de dag van vandaag niet zo.
Misschien komt dat doordat een ouder van mij een vluchteling was?
Voor alle buitenlanders zijn die ‘Maasjstrichtenaren’ ook ‘Hollanders’. Dus je ziet hoe relatief die etiketterij is.
Das waar… ff niet aan gedacht… 👍