Een zin die men tegenwoordig zo vaak van mensen kan horen en die toch zo vaak misplaatst wordt gebruikt, is: ‘Ik ben een christen.’ Het moet de esotericus duidelijk zijn, dat ‘een christen zijn’ een ver, ver ideaal is, waarnaar hij onophoudelijk streven moet. Als een christen leven, wil vóór alles zeggen: Wat het lot ons ook mag brengen, het met gelatenheid te accepteren, nooit te mopperen tegen het werk van de goden, vreugdevol te aanvaarden, wat ze ook sturen. Dat betekent met hart en ziel in zich op laten gaan de zin: ‘Kijk eens naar de vogels in de lucht: ze zaaien niet, ze maaien niet, slaan geen voorraden op in schuren, en het wordt hun toch gegeven.’ Dankbaar aannemen wat ons gegeven wordt, dan leven we volgens deze spreuk. Als we dat niet doen, dan wordt het in onze mond tot godslastering.
Bron: Rudolf Steiner – GA 266 b – Aus den Inhalten der esoterischen Stunden –Gedächtnisaufzeichnungen von Teilnehmern – Band II: 1910 – 1912 – Stuttgart, 31 december 1910 (bladzijde 125-126)
Eerder geplaatst op 22 juni 2014