Hoewel ook tegenwoordig veel mensen zeggen dat ze in een geestelijke wereld geloven – het blijft een woord; bij veel mensen blijft het enkel een woord, een holle klank. In de gewaarwordingen, in de gevoelens, in de onderbewuste impulsen van de mensen zit toch iets anders, zit de neiging materialistisch te denken. Deze neiging, die verleidt de mensen ertoe – hoewel ze zichzelf wijsmaken in iets anders te geloven -, eigenlijk toch alleen in het materiële leven te geloven. Ja, wie alleen in het fysieke gebied gelooft, wie niet gelooft nog iets anders in zijn omgeving te hebben dan het fysiek-zintuiglijke, die kan immers geheel niet anders dan als enig ideaal te erkennen, alles op het aardse plan zo in te richten dat dit fysiek-zintuiglijke leven een paradijs wordt, anders zou immers de hele wereld een onzinnigheid zijn. Voor de materialisten is er helemaal geen andere mogelijkheid, als hij de wereld niet voor onzin wil houden, dan zich aan de illusie over te geven, dat het weliswaar nu nog erg gebrekkig toegaat op het fysieke plan, maar dat men toch toestanden zou kunnen teweegbrengen, die aan deze onvolkomenheid een eind maakt en de volmaaktheid er voor in de plaats zet.
Bron: Rudolf Steiner – GA 177 – Die spirituellen Hintergründe der äußeren Welt – Dornach, 1 oktober 1917 (bladzijde 46-47)
Eerder geplaatst op 2 juni 2014