Zorgen

Zorgen mag de mens zich tot op zekere hoogte wel maken, maar bij het er bovenuitgaan treedt een verwelken, verdorren van de fysieke hersens op (Duits: aber über diesen hinaus tritt ein ein Verwelken, Verdorren des physischen Gehirns). De zorgen-gedachten graven sporen in het brein, die veroorzaken dat zulke gedachten steeds opnieuw gedacht moeten worden. Zo wordt het fysieke lichaam van de mens een hindernis voor zijn voortschrijdende ontwikkeling. De gelaatstrekken weerspiegelen deze sporen weer. Er bestaat een bepaalde astrale substantie, waarin de zorgen leven, en er zijn individualiteiten van hoge ontwikkeling, die deze zorgensubstantie op zich nemen. Dat zijn de Verlossers. De grootste Heiland, de grootste Man der Zorgen was Christus.

Bron: Rudolf Steiner – GA 266a – Aus den Inhalten der esoterischen Stunden – Band I: 1904 – 1909 – Berlijn, 11 november 1908 (bladzijde 432-433)

Terugblikoefening

Elke dag is een terugblik te oefenen op de ervaringen van de persoonlijkheid op de dag. Men houdt zichzelf de belangrijkste ervaringen voor, die men gedurende de dag beleefd heeft, en de wijze waarop men zich hierbij gedragen heeft. Dat alles gebeurt vanuit het gezichtspunt dat men van het leven leren wil. Hoe kan ik een zaak, die ik vandaag gedaan heb, beter doen? Zulke vragen legt men zich voor. Men maakt zich daardoor niet stomp tegenover lust en leed. Integendeel, men wordt fijner gevoelig. Maar men blijft niet hangen aan de zorgen en spijt over wat men gedaan heeft, maar men verandert deze in het voornemen alles in de toekomst beter te doen. Men wordt zijn eigen bouwmeester. Zoals deze niet berouwvol voor een huis, dat hij gebouwd heeft, gaat staan en klaagt dat het niet beter is, maar de ervaringen die hij door het minder goede opdoet, gebruikt voor een volgende bouw, zo doet ook de mens tegenover zichzelf. In berouw en zorgen gaat onze persoonlijkheid ten onder; door leren stijgt zij opwaarts. Spijt en bezorgdheid zijn van geen nut; de tijd die we daarvoor gebruiken, moeten we voor een ontwikkeling omhoog gebruiken. Het geheel hoeft niet meer dan drie tot vier minuten in beslag te nemen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 264 – Oefening gegeven door Steiner aan Adolf Arenson – Stuttgart, april 1904 (bladzijde 158)

Eerder geplaatst op 20 januari 2013 

Over matigheid en gezondheid

Men kan op de meest uiteenlopende manieren onmatig (Duits: unbesonnen) zijn. Men kan onmatig zijn door overmatig eten en drinken. Dit is de laagste soort van onmatigheid. Dan gaat de ziel volledig op in de lichamelijke begeerten, en we leven ons volledig in ons lichaam uit. Als we echter onze begeerten in de hand nemen, als we in feite het lichaam bevelen wat hij doen mag en niet doen mag, dan zijn we bezonnen, men kan ook zeggen: matig. En dan behouden we door deze matigheid ook de krachten in orde, die meewerken moeten dat we in de volgende incarnatie de betreffende organen niet aan Lucifer overleveren. Want we leveren de krachten aan Lucifer uit door de overgave aan een hartstochtelijk leven. Het ergste in het geval wanneer de hartstochten ons in een roestoestand brengen, als we ons weldadig voelen in een staat van wegdromen en wegdoezelen.

Als we onze matigheid verliezen, geven we altijd krachten aan Lucifer over. Deze krachten neemt hij, maar daarmee neemt hij van ons ook de krachten, welke we voor de ademhalings- en spijsverteringsorganen nodig hebben, en we komen dan met slechte ademhalings- en spijsverteringsorganen weer op aarde, als we niet de deugd van de matigheid beoefenen. Degenen die zich graag laten meeslepen door hun begeerteleven, die zich aan hun hartstochten overgeven, zijn kandidaten voor de decadente mensen van de toekomst, voor de toekomstige mensen die onder alle mogelijke gebreken van hun fysieke lichaam zullen lijden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 159 – Das Geheimnis des Todes – Zürich, 31 januari 1915 (bladzijde 20-21)

Antroposofie mag nooit louter theorie zijn

Als antroposofie wordt geleerd als een wetenschap, wordt het schadelijk. Antroposofie mag nooit louter theorie zijn; ze moet onmiddellijk leven worden. Laat men het alleen maar een leer zijn, dan doodt men het. – Het is echter voor de mensen vandaag de dag veel gemakkelijker om te denken en zich enige antroposofische begrippen eigen te maken dan om ook maar een enkele gewoonte af te leggen. Wat antroposofie uit onze zielen maakt, is veel belangrijker dan nog zo veel theoretische kennis over geesteswetenschappelijke begrippen.

Bron: “Rudolf Steiner über die kommende Jugend”. Mündliche Äußerung Rudolf Steiners gegenüber Frau Sybell-Petersen, übermittelt von Adelheid Petersen in einem Vortrag, gehalten im August 1950

Te vinden in Anthrowiki: Künftige Bedeutung des Schulungswegs

Bovenzinnelijke kennis voert niet weg van het gewone leven

Iemand die zo is dat hij alleen voortdurend in hogere werelden leeft of van hogere werelden droomt en de uiterlijke werkelijkheid niet ziet, is niet een geïnitieerde of ingewijde, maar hij is, hoewel wellicht alleen pathologisch in zijn ziel, maar toch pathologisch te noemen. Werkelijke ingewijdenkennis voert niet weg van het gewone fysieke leven en zijn specifieke omstandigheden, maar integendeel, het maakt een mens tot een nauwgezetter waarnemer dan men zonder het vermogen tot schouwen is. En men kan wel zeggen, dat als iemand geen gevoel heeft voor de gewone werkelijkheden, geen interesse heeft voor de details van het leven, geen interesse heeft voor de details in het leven van andere mensen, als hij zo “verheven” – ik zeg dit tussen aanhalingstekens -, als hij zo “verheven” heenzweeft boven het leven en zich niet bekommert om de details ervan, dan kan dit alleen een teken zijn, dat het bij hem niet een werkelijk schouwen is.

Bron: Rudolf Steiner – GA 234 –  ANTHROPOSOPHIE Eine Zusammenfassung nach einundzwanzig Jahren – Dornach, 9 februari 1924 (bladzijde 133)

Eerder geplaatst op 1 november 2012