Absurd

Als we een zo sterk bewustzijn zouden kunnen ontwikkelen van wat er zich met ons gedurende de slaap afspeelt, zoals de mensen in oudere tijden bij bepaalde situaties ontwikkelen konden, dan zouden we er helemaal niet op komen om aan de geest te twijfelen, maar dan zouden we ons niet alleen onderbewust, maar ook bewust herinneren, wat we in de slaap beleefd hebben. Als de mens bewust zou ondergaan, wat hij in de slaap ondergaat, dan zou het even absurd zijn om de geest te loochenen dan het absurd zou zijn voor de wakenden om tafels en stoelen te loochenen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 175 – Bausteine zu einer Erkenntnis des Mysteriums von Golgatha – Berlijn, 6 maart 1917 (bladzijde 104-105)

Kort fragment uit Mijn Levensweg van Rudolf Steiner – Ik beleefde twee levensstromen, die naast elkaar liepen

Mijn jeugdvriendschappen uit de tijd waarover ik hier spreek (ongeveer 1879-1883) namen een eigenaardige plaats in mijn leven in. Noodgedwongen waren ze de oorzaak van een soort dubbelleven in mijn ziel. De worsteling met de raadselen op het gebied van de kennis, die mij toen vooral in zijn ban hield, interesseerde mijn vrienden weliswaar in sterke mate, maar ze dachten weinig met mij mee. Bij het beleven van deze vraagstukken bleef ik tamelijk eenzaam. Daarentegen leefde ik zelf intens mee met alles wat in het leven van mijn vrienden een rol speelde. Zo beleefde ik twee levensstromen, die naast elkaar liepen. In de ene was ik een eenzame zwerver, in de andere was ik in een sprankelende gezelligheid samen met mensen, die mij lief waren geworden. En dit laatste was voor mijn ontwikkeling dikwijls van diepgaande, blijvende betekenis.

Bron: Nederlandstalige uitgave van Mijn Levensweg – bladzijde 55 (Uitgave 1981, Vrij Geestesleven)

Duitstalig: GA 28 – Mein Lebensgang (bladzijde 80-81)

Eerder geplaatst op 24 maart 2012

De logica van de tegenstanders

Men kan bijvoorbeeld het volgende beleven. Er leven in Stuttgart tegenstanders van de antroposofie, heftige tegenstanders, tegenstanders met argumentaties, want het zijn wetenschappelijke tegenstanders, en die weten dat antroposofie domme, onwetenschappelijke onzin is: ze sturen hun kinderen naar de Waldorfschool (Vrije School). Ze vinden zelfs dat de Waldorfschool uitstekend voor hun kinderen is. Kortom, eens bezochten twee zulke mensen de Waldorfschool en zeiden: ‘Maar deze Waldorfschool is toch werkelijk goed, we merken het aan onze kinderen; jammer alleen, dat ze op de antroposofie is gebaseerd.’ Nu zou de hele Waldorfschool er echter niet zijn als er geen antroposofie zou zijn. Zo ziet u, het oordeel van menig mens is zo alsof men zou zeggen: ‘Dat is een uitstekende danser, alleen jammer dat hij op twee benen moet staan.’ Zo is de logica van de tegenstanders.

Bron: Rudolf Steiner – GA 310 – Der pädagogische Wert der Menschenerkenntnis und der Kulturwert der Pädagogik – Arnhem, 24 juli 1924 (bladzijde 174)

Eerder geplaatst op 23 maart 2012

Instrumenten  

Degenen die door de poort van de dood zijn gegaan, willen meewerken aan de fysieke wereld. Deze medewerking is slechts schijnbaar een fysieke medewerking, want al het fysieke is slechts een uiterlijke uitdrukking van de geest.

De materialistische tijd heeft de mensen van de wereld van de doden vervreemd; de geesteswetenschap moet de mensen weer met de wereld van de doden bekend maken. Een tijd moet weer komen, waar we het de doden niet onmogelijk maken om hun werk ook hier te doen voor de vergeestelijking van de fysieke wereld, doordat wij ons van hen vervreemden. Want de doden kunnen niet met de handen de dingen hier in de fysieke wereld aanpakken en rechtstreeks fysieke arbeid verrichten.

Dat zou een onzinnig geloof zijn. De dode kan op geestelijke wijze handelen. Maar daarvoor moet hij de instrumenten gebruiken die beschikbaar zijn voor hem; daarvoor heeft hij het geestelijke nodig dat hier in de fysieke wereld leeft. We zijn niet alleen mensen, maar we zijn ook tegelijk instrumenten, de instrumenten voor de geesten die door de poort van de dood zijn gegaan. We gebruiken, zolang we in het fysieke lichaam geïncarneerd zijn, een pen of een hamer of een bijl; als we niet meer in een fysiek lichaam zijn, dan zijn onze instrumenten de menselijke zielen zelf.

Bron: Rudolf Steiner – GA 175 – Bausteine zu einer Erkenntnis des Mysteriums von Golgatha – Berlijn, 6 maart 1917 (bladzijde 111-112)

Enkele opmerkingen over voeding

Over het algemeen zou men slechts matig moeten eten. Vasten, wanneer het niet wordt overdreven in ascetische eenzijdigheid is aan te bevelen.

Eiwitrijke voeding versterkt de seksuele driften en maakt ze moeilijk te beheersen. Suiker bevordert de zelfstandigheid maar ook het egoïsme. Specerijen, vooral peper en zout zouden bij neiging tot woede moeten worden vermeden. Als er een neiging tot gemakzucht en luiheid is, moet slechts weinig stikstofrijke voeding, maar rijkelijk groente en fruit genoten worden.

Bij een neiging tot afgunst, jaloezie en valsheid (Duits: Hinterlist) moeten komkommers, pompoenen en andere slingerplanten vermeden worden . Bij sentimentaliteit (Duits: Gefühlschwärmerei) moeten vooral meloenen worden vermeden. Overvloedige appelconsumptie versterkt bij bepaalde mensen de heerszucht en leidt vaak tot wreedheid en bestialiteit. Kersen en aardbeien zijn door hun hoog ijzergehalte niet voor iedereen heilzaam. Meer gunstig zijn wel bananen, dadels en vijgen. Hazelnoten versterken het denken. Alle andere noten zijn minder waardevol, pinda’s moeten helemaal worden vermeden.

Bron: Anthrowiki – Der Einfluss der Ernährung auf die Seelentätigkeit (Lit.: GA 266a, S. 558ff)