Gelijkenissen

Veronderstel, dat men een kind wil spreken over de onsterfelijkheid van de ziel, over het uittreden van de ziel uit het lichaam. Men moet dat zo doen, dat men bijvoorbeeld de vergelijking gebruikt van de vlinder, die uit de pop te voorschijn komt. Zoals de vlinder zich uit de pop losmaakt, zo stijgt de ziel na de dood uit de woning van het lichaam op. Geen mens zal in verstandelijke begrippen precies vatten, wat er in werkelijkheid bij zoiets gebeurt, als hij niet vroeger dit gebeuren in een dergelijke beeldvorm heeft leren kennen. Door zulk een gelijkenis spreekt men namelijk niet alleen tot het verstand, maar ook tot het gevoel, tot de innerlijke gewaarwording, tot de gehele ziel. De jonge mens, die dat alles in zich heeft opgenomen zal later, wanneer hem de dingen in verstandelijke begrippen geleerd worden, daar met een geheel andere stemming tegenover staan. Het is zelfs zeer ongelukkig voor de mens, als hij niet eerst met het gevoel de levensraadselen kan benaderen. Het is noodzakelijk, dat de opvoeder voor alle natuurwetten en wereldgeheimen gelijkenissen tot zijn beschikking heeft.

Hieruit blijkt buitengewoon duidelijk, hoezeer de geesteswetenschap bevruchtend op het praktische leven werken moet. Wanneer iemand gelijkenissen bedenkt op grond van een materialistische intellectuele beschouwingswijze en deze gelijkenissen dan aan kinderen vertelt, zal hij in de regel zeer weinig indruk maken. Zo iemand moet namelijk die beelden eerst geheel intellectualistisch in elkaar flansen. Zulke verzonnen beelden, waartoe men zich met moeite verwaardigd heeft, werken niet overtuigend op kinderen. Wanneer men namelijk in beelden tot iemand spreekt, dan werkt op hem niet alleen wat men zegt of aantoont, maar er gaat van degene, die vertelt, een fijne geestelijke stroom uit naar degene, die de mededeling ontvangt. Als de verteller zelf niet een warm gevoel heeft voor zijn beeld, als hij niet zelf aan zijn gelijkenis als aan een werkelijkheid gelooft, dan maakt hij geen indruk op zijn toehoorder. De juiste uitwerking heeft het beeld slechts, wanneer het gevormd wordt uit een geesteswetenschappelijke overtuiging, wanneer de gelijkenissen zelf uit de geesteswetenschap voortvloeien. Iemand, die de antroposofische inzichten als levende gedachten in zich draagt, hoeft zich niet af te pijnigen om de bovengenoemde gelijkenis van de vrijkomende ziel te vinden, want voor hem is dit waarheid.

Bron: Rudolf Steiner – De opvoeding van het kind in het licht van de antroposofie (bladzijde 34-35) Vertaling W.F. Veltman

Duitstalig: GA 34 – LUCIFER- GNOSIS 1903-1908 GRUNDLEGENDE AUFSÄTZE ZUR ANTHROPOSOPHIE UND BERICHTE – Die Erziehung des Kindes vom Gesichtspunkte der Geisteswissenschaft – 1907 (bladzijde 331-332)

Eerder geplaatst op 25 april 2012

Arbeid en cultuurontwikkeling

In het vierde cultuurtijdperk (Grieks-Romeins 747 v.Chr.-1413 n.Chr.) werd de arbeid als eerbetoon uitgevoerd (slavenarbeid). In het vijfde cultuurtijdperk (ons huidige Germaans-Angelsaksische tijdperk 1413-3573) wordt de arbeid als product (Duits: Ware) behandeld (verkocht). In het zesde (Slavische) cultuurtijdperk (3573-5733) wordt de arbeid als offer uitgevoerd (gratis arbeid).

Het economische bestaan zal dan gescheiden zijn van de arbeid; er zal geen eigendom meer zijn, alles is gemeenschappelijk. Men werkt dan niet meer voor zijn eigen bestaan, maar verricht alles als absoluut offer voor de mensheid.

Bron: Rudolf Steiner – GA 93a – Grundelemente der Esoterik – Berlijn, 31 oktober 1905 (bladzijde 231)

Akashabeelden

Akashabeelden zijn levendige beelden die door overledenen in de Akashakroniek zijn achtergelaten en, zoals ze zich in de astrale wereld weerspiegelen, soms door mediums bij spiritistische seances geciteerd worden. Ze worden vaak ten onrechte verwisseld met de individualiteiten van wie de beelden stammen. Feitelijk hebben ze in directe zin niets van doen met de in de geestelijke wereld levende doden.

Bron: Anthrowiki

P.S. Deze tekst is niet rechtstreeks van Steiner, maar een korte samenvattende omschrijving door een van de schrijvers in Anthrowiki.

Het lijkt mij wel een tekst van belang, want hoe vaak ziet men tegenwoordig niet mediums op de verrekijk, die menen contact te hebben met overleden mensen, terwijl ze in feite alleen maar beelden uit het verleden in de Akashakroniek zien, waarbij het ook nog de vraag is of ze die beelden werkelijk zien of dat ze er maar wat op los zwetsen en het meeste wellicht boerenbedrog en geldklopperij is.

Wat is Akashakroniek?

Wat is Akashakroniek? We krijgen er de beste voorstelling van als we ons duidelijk maken, dat alles wat op onze aarde of verder op de wereld gebeurt, een blijvende indruk op bepaalde verfijnde essenties maakt, die voor de ziener die een inwijding heeft doorgemaakt, te vinden zijn. Het is niet een gewone kroniek, maar een kroniek die men als een levende kroniek zou kunnen kenschetsen. Stel een mens die in de eerste eeuw na Christus leefde. Wat hij toentertijd gedacht, gevoeld, gewild heeft, wat in zijn daden is overgegaan, dat is niet uitgedoofd, maar het is bewaard in deze verfijnde essentie.

De ziener kan het “zien”. Niet zo alsof het opgeschreven zou zijn in een geschiedenisboek, maar zoals het gebeurd is. Hoe men zich beweegt, wat men gedaan heeft, hoe men bijvoorbeeld een reis gemaakt heeft, dat kan men zien in deze geestelijke beelden. Toch mogen we ons niet voorstellen, dat deze beelden er zo uitzien alsof ze afdrukken van de fysieke persoonlijkheden hier zijn; dat is niet het geval. Om een eenvoudig beeld te gebruiken: Als men zijn hand beweegt, dan is de wil van de mens overal in de kleinste delen van de bewegende hand, en deze kracht van het willen die zich hier verbergt, die kan men zien. Dat wat nu geestelijk werkt in ons en in het fysieke is uitgestroomd, dat ziet men daar in het geest.

Bron: Rudolf Steiner – GA 99 – Die Theosophie des Rosenkreuzers – München, 28 mei 1907 (bladzijde 44)

Zie ook: Het staat geschreven in het Grote Levensboek en het is niet onopgemerkt voorbij gegaan en ook Akashakroniek 

Leraar/Leerling

Wie niet het zekere weten in zich draagt dat hij zo nuchter, zo “wetenschappelijk” denken kan als de meest nuchtere astronoom of planten- en dierenonderzoeker, die zou in dingen van het spirituele leven, in bovenzinnelijke inzichten alleen een lerende, geen leraar, mogen zijn. […] Niemand zou leraar moeten willen zijn, die niet het meest nuchtere verstand en de strengste wetenschappelijke discipline uitoefenen kan.

Bron: Rudolf Steiner – GA 34 – Gesammelte Aufsätze – 1903 (bladzijde 35)

Eerder geplaatst op 20 april 2012