Rudolf Steiner over Helena Petrovna Blavatsky

De uiterlijke persoonlijkheid van H.P. Blavatsky, voor zover ze in haar lichaam aanwezig was, met haar intellect, met haar persoonlijke eigenschappen, haar sympathie en antipathie, zij toont ons door de manier waarop de Isis Ontsluierd is geschreven, dat zij geheel niet uit haar persoonlijkheid, uit haar eigen ziel heeft kunnen voortbrengen, wat ze de wereld te geven had. Zij deelt dingen mee, die ze zelf helemaal niet heeft kunnen begrijpen, en als men deze lijn van denken verder volgt, dan is het een bewijs ervoor, dat hogere, spirituele individualiteiten het lichaam en de persoonlijkheid van H.P. Blavatsky hebben benut om wat noodzakelijk was, wat binnenstromen moest in de mensheid, mee te delen.

Bron: Rudolf  Steiner – GA 143 – Erfahrungen des Übersinnlichen/Die drei Wege der Seele zu Christus – Keulen, 8 mei 1912 (bladzijde 170)

Eerder geplaatst op 4 februari 2012 

Als de mens niet het vermogen krijgt om zogezegd achter de coulissen te kijken, is hij in het geheel niet in staat iets te begrijpen over de krachten die het leven sturen en leiden

Men leert de mensen nooit kennen vanuit een wereldbeschouwing die enkel op het uiterlijke gericht is. Zodra de door het materialisme vertroebelde blik die zich slechts op de buitenkant van de mens richt, zodra de mens niet weet wat zich achter deze fysieke lichamelijkheid verbergt, en hij daardoor niet het vermogen krijgt om zogezegd achter de coulissen te kijken, is hij in het geheel niet in staat, werkelijk niet in staat, iets te begrijpen over de krachten die het leven sturen en leiden. Dat is echter juist de taak van de spirituele kennis. Toegegeven moet worden dat zij haar opgave tegenwoordig niet overal in de juiste mate vervult. [….] Daarop komt het echter niet aan, maar op wat het spirituele inzicht zijn kan. En zij kan niet alleen iets zijn, wat ons iets leert, maar zij kan een krachtige opvoeding zijn van onze innerlijke zielskrachten. Dat is het beste wat men door de geestelijke kennis kan winnen, als wij de geesteswetenschappelijke wereldbeschouwing beschouwen vanuit het gezichtspunt tot wat zij de mensen kan ontplooien.

Bron: Rudolf Steiner – GA 054 – Die Welträtsel und die Anthroposophie – Hamburg 2 maart 1908 (bladzijde 91-92)

Eerder geplaatst op 29 januari 2012

Grausamkeit

Een menselijke eigenschap die met name in het gedachteleven van tegenwoordig wijd, wijd verspreid is, die in het onderbewuste wortelt, waarvan de mensen zich dus niet bewust zijn: dat is de Grausamkeit (onmenselijkheid, wreedheid, barbarij). En omdat de mensen in de hedendaagse tijd niet bepaald de moed hebben deze onmenselijkheid uiterlijk te bedrijven, zijn ze het in begrippen en ideeën. In veel werken van tegenwoordig merkt men de barbarij aan de wijze van de weergave, in de manier van de beschrijving, en in veel wat vandaag de dag wordt gedaan en gezegd, merkt men de onmenselijkheid op, die in de grond van de menselijke ziel in veel wijdere verbreiding aanwezig is dan men denkt.

Bron: Rudolf  Steiner – GA 172 – Das Karma des Berufes des Menschen in Anknüpfung an Goethes Leben – Dornach, 18 november 1916 (bladzijde 114-115)

Eerder geplaatst op 9 januari 2012 

Geleidelijke overgang

We leven werkelijk in een tijd waarin de mensheid zich voorbereiden moet,  langzamerhand boven het louter filosofisch idealisme uit te komen en over te gaan naar een werkelijk bewustzijn van de bovenzinnelijke werelden, van de algemene geestelijke wereld, waarin we leven zoals we in de fysieke wereld leven.

Bron: Rudolf Steiner – GA 161 – Wege der geistigen Erkenntnis und der Erneuerung künstlerischer Weltanschauung – Dornach, 27 maart 1915 (bladzijde 164)

Dat is wat velen zo onaangenaam is

Men kan het niet vaak genoeg benadrukken, dat men geen helderziende hoeft te zijn om geesteswetenschap te begrijpen.Vanzelfsprekend moet men ziener zijn om tot de resultaten te komen; maar als die er eenmaal zijn, hoeft men geen helderziende te zijn.

Dit begrijpen van de geesteswetenschap moet aan het eigenlijke waarnemen vooraf gaan. Ook hier is het zo dat men kan zeggen: het is de omgekeerde weg van wat de juiste, in de fysiek-zintuiglijke wereld de juiste is. In de fysiek-zintuiglijke wereld hebben we eerst de juiste waarnemingen, daarna gaan we tot het denkende beschouwen over; we vormen de wetenschappelijke oordelen achteraf. Bij het opstijgen in de geestelijke wereld is het omgekeerd. Daar moeten we eerst de begrippen en voorstellingen ontwikkelen, moeten ons inspannen om ons objectief in de geesteswetenschap in te leven; anders kunnen we nooit zeker zijn dat enigerlei waarneming in de geestelijke wereld door ons op de juiste wijze geïnterpreteerd wordt. Daar moet de wetenschap juist aan het waarnemen voorafgaan.

En dat is wat velen zo oneindig onaangenaam is: dat ze de geesteswetenschap studeren moeten. Dat zien velen als een onbegrijpelijk voorschrift. Want zij streven ernaar waarnemingen te hebben in de geestelijke wereld. Zeker, die kan men betrekkelijk gemakkelijk hebben; maar om ze juist te duiden, daartoe behoort dat men werkelijk objectief, onzelfzuchtig ingaat op de geesteswetenschap, zich ermee doordringt.

Bron: Rudolf Steiner – GA 161 – Wege der geistigen Erkenntnis und der Erneuerung künstlerischer Weltanschauung – Dornach, 27 maart 1915 (bladzijde 161)