De mogelijkheid om concreet te spreken over de verhouding van het geestelijke tot het fysiek-zintuiglijke heeft de mensheid zich geheel afgewend. De mensheid zou heden ten dage graag alles – als ik de triviale uitdrukking gebruiken mag – over één kam scheren. De mensheid zou het liefste theorieën uitvinden volgens welke men de mensen over de gehele wereld op gelijke wijze gelukkig maken kan. De socialist van tegenwoordig denkt dat bepaalde ideeën de juiste zijn voor het mensenleven, de juiste zijn voor Engeland, voor Amerika, voor Rusland, voor Azië; als alle hun staten zo inrichten, als het socialisme het wil, dan komt vanzelfsprekend het geluk, dat de mens van tegenwoordig zich op aarde in zijn dromen voorstelt. Zo denkt de mens.
Dit alles zijn abstracties, het zijn allemaal onwerkelijke begrippen en ideeën; niet weten dat zich op het ene gebied op aarde vanuit een bepaald volk zich het ene voorbereid, op een ander gebied op aarde het andere voorbereid, niet de mogelijkheid hebben om het grote verschil tussen het Westen en het Oosten te begrijpen: dat is het wat een oneindige verwarring en oneindige chaos aanrichten moet. Want alleen wanneer de mens de mogelijkheid heeft om een brug te slaan van zijn ziel naar de objectieve feiten kan hij op een gunstige manier meewerken aan de vormgeving van het bestaan op aarde.
Bron: Rudolf Steiner – GA 178 – Individuelle Geistwesen und ihr Wirken in der Seele des Menschen – Zürich, 13 November 1917 (bladzijde 104)