Het is een onjuiste gedachte, als men denkt dat iedereen een spiritueel onderzoeker zou moeten worden

Er zou heel gemakkelijk het geloof kunnen ontstaan dat degene die geestelijke inzichten in zich opneemt, nu noodzakelijkerwijs zelf een geestelijk onderzoeker zou moeten worden. Dat is niet nodig, hoewel ik in mijn boek De weg tot inzicht in hogere werelden zo veel heb beschreven van wat de ziel van zichzelf maken moet om de geestelijke werelden in te kunnen gaan. En dat kan tot op zekere hoogte iedereen, maar het is  niet voor iedereen nodig. Wat men in de ziel heeft ontwikkeld is een puur innerlijke aangelegenheid; wat daaruit echter ontstaat, is dat de onderzochte waarheden in begrippen gevormd worden, dat men in zulke gedachten, zoals ik ze nu weergegeven heb, inkleedt wat de geestelijke onderzoeker geven kan.

Dan kan het meegedeeld worden. Voor wat de mens nodig heeft, is het geheel onverschillig – ik spreek hiermee een wet van het spiritueel onderzoek uit -, of men de dingen zelf onderzocht heeft, of dat ze afkomstig zijn van een andere geloofwaardige kant. Het komt er niet op aan de dingen zelf na te vorsen, maar het gaat erom dat men ze in zich heeft, dat men ze in zichzelf heeft ontwikkeld. Het is dus een onjuiste gedachte, als men denkt dat iedereen een spiritueel onderzoeker zou moeten worden. De spiritueel onderzoeker zal echter tegenwoordig de behoefte hebben, zoals ik zelf deze behoefte heb gehad, om over zijn pad van onderzoek in zekere zin verantwoording af te leggen.

En niet alleen om de reden dat tegenwoordig tot op zekere hoogte iedereen zonder schade de weg kan gaan, die ik heb beschreven, maar ook omdat ieder met recht kan vragen: Hoe heb je het gedaan, dat je tot dergelijke resultaten bent gekomen? – daarom heb ik deze dingen beschreven. En ik denk dat ook ieder die niet geestesonderzoeker worden wil, zich op zijn minst wil overtuigen, hoe de geestesonderzoeker tot de resultaten komt, die vandaag de dag iedereen nodig heeft, die in de zin van de hedendaagse menselijke ontwikkeling de basis wil leggen voor het leven, dat zich in de mensenzielen ontwikkelen moet.

Bron: Rudolf Steiner – GA 178 – Individuelle Geistwesen und ihr Wirken in der Seele des Menschen – St. Gallen, 15 november 1917 (bladzijde 38-39)

Idiotie. Hoe moet men een geval karmisch beschouwen als een mens door een hersenziekte tot idiotie veroordeeld is?

Een vraag die werd gesteld is de volgende: “Hoe moet men een geval karmisch beschouwen als een mens door een hersenziekte tot idiotie veroordeeld is?”

Over al deze dingen zou eigenlijk niet vanuit speculatie en hypothesen, maar vanuit de bovenzintuigelijke  ervaring gesproken moeten worden. Er zal daarom hier deze vraag beantwoord worden door een voorbeeld dat werkelijk is gebeurd. Een mens was in een vorig leven door  onontwikkelde hersenen veroordeeld tot een bestaan in imbeciliteit. In de tussentijd tussen zijn dood en een nieuwe geboorte kon hij nu al die bedrukkende ervaringen van zo’n leven, das Herumgestossen werden??, de liefdeloosheid van de mensen in zich verwerken, en hij werd als een waar genie der liefdadigheid weer geboren. Een dergelijk geval toont duidelijk, hoe onjuist het is als men alles in het leven als karma op het verleden betrekt. Men kan absoluut niet altijd zeggen: dit levenslot is afkomstig uit een schuld in het verleden. Even vaak zal men moeten denken: deze of die gebeurtenis heeft helemaal geen verband met het verleden, maar zal integendeel vooral de oorzaak voor een karmische vereffening in de toekomst zijn.

Een idioot hoeft absoluut zijn lot niet door zijn daden in het verleden verdiend te hebben. Maar de karmische gevolgen van zijn lot zullen in de toekomst zeer zeker niet uitblijven. Evenals bij een koopman de momentele balans door de getallen van zijn kasboek bepaald is, maar hij echter steeds nieuwe inkomsten en uitgaven kan boeken, evenzo kunnen in het mensenleven steeds nieuwe daden, slagen van het lot enz. voorvallen, hoewel zijn levensconto op ieder ogenblik een zeer bepaalde is. Daarom mag karma niet als een onbeïnvloedbare lotsbestemming, als een noodlot worden opgevat, maar het is met de vrijheid, met de wil van de mens volkomen verenigbaar.

Niet overgave aan een onveranderlijk lot wordt door het karma vereist, integendeel: het geeft de zekerheid dat geen daad, geen ervaring van de mens zonder uitwerking blijft, of zonder wetmatigheid in de wereld verloopt, maar zich in een rechtvaardig, vereffenend gevolg invoegt. Juist als er geen karma zou zijn, dan zou er willekeur heersen in de wereld. Door karma echter kan ik weten, dat elke van mijn handelingen, elke belevenis zich in een wetmatige samenhang invoegt. Mijn daad is vrij, haar gevolg absoluut wetmatig. Het is een vrije daad van een koopman als hij zaken doet; het resultaat ervan voegt zich echter wetmatig in zijn balans in.

Bron: Rudolf Steiner – GA 034 –  GRUNDLEGENDE AUFSÄTZE ZUR ANTHROPOSOPHIE UND BERICHTE aus den Zeitschriften «Luzifer» und «Lucifer – Gnosis»  (bladzijde 376-377)

Eerder geplaatst in twee delen op 8 en 9 oktober 2011

Het vegetarisme zou nooit zo algemeen aangeprezen moeten worden, zoals het vaak in de wereld gebeurt

De vegetarische voeding die slechts uit fysieke en etherische bestanddelen bestaat, ondersteunt het scheppen van grote, omvattende beelden en geeft daardoor meer inzicht, die de zaken beter laat overzien, zonder te veel te overdenken en af te wegen. Er wordt ook door de vegetarische voeding de zuivere zonnesubstantie in ons opgenomen. De grotere inspanning welke nodig is om de plantaardige voeding te verteren, put niet de krachten uit, maar roept integendeel geestelijke krachten op, zoals het immers altijd is: hoe meer men zich voor een goede zaak afslooft, hoe meer kracht men verkrijgt.

De vegetarische voeding is uitstekend voor artsen en juristen, die daardoor veel eerder hun patiënten respectievelijk de zaken van hun cliënten kunnen doorzien, maar zij is niet het juiste voor bankiers, industriëlen, technici, handelslieden, kortom voor alles wat met rekenwerk in verband staat. Men verliest daardoor namelijk het fysieke combinatievermogen. Daarom zou het vegetarisme nooit zo algemeen aangeprezen moeten worden, zoals het vaak in de wereld gebeurt. Ook is het mogelijk dat men door erfelijkheid een lichamelijk organisme heeft gekregen, dat het vegetarisme helemaal niet verdragen kan.

Bron: Rudolf Steiner – GA 266a – Aus den Inhalten der esoterischen Stunden – Stuttgart, 13 augustus 1908 (bladzijde 416)

Eerder geplaatst op 2 november 2011

Alcohol

De alcohol was vroeger – in de Atlantische tijd- niet op aarde; hij kwam later om de mensen aan hun individualisering te helpen. Hij sluit de mensen van zijn hogere vermogens af en maakt hen in zichzelf gesloten.

Tegenwoordig echter heeft ieder mens in de geciviliseerde wereld dit niveau bereikt, en de alcohol is nu slechts een kwaad. Door het gebruik verliest men de vaardigheid zich aan anderen aan te passen en ze te begrijpen.

Door het gebruik van alcohol bereidt men een vruchtbare voedingsbodem voor talrijke scharen van geestelijke wezens, zoals een slecht schoongemaakte kamer vanzelf vol vliegen raakt.

Bron: Rudolf Steiner – GA 266a – Aus den Inhalten der esoterischen Stunden – Stuttgart, 13 augustus 1908 (bladzijde 415)

Eerder geplaatst op 8 september 2011

Niet alleen wat nuttig is, is van belang

Alles wat puur uit het principe van nuttigheid, uit individueel egoïsme of uit groepsegoïsme wordt gemaakt is in de toekomst de mens vijandig. Wij vragen vandaag de dag veel te veel naar het nut van wat we doen. Als we de ontwikkeling werkelijk willen bevorderen, dan zouden we niet naar het nut (Duits: Nutzen, men zou dit ook kunnen vertalen met voordelen, baten, belangen) moeten vragen, maar veel meer of iets mooi en edel is. We zouden niet alleen vanuit het nuttigheidsprincipe moeten handelen, maar uit zuivere vreugde aan schoonheid.

Bron: Rudolf Steiner – GA 266a – Aus den Inhalten der esoterischen Stunden – München, 16 januari 1908 (bladzijde 299)

Eerder geplaatst op 4 september 2011