Mijn pupil kon het gymnasium aflopen, waarbij ik hem tot de ‘Unterprima’ begeleidde, daarna had hij mij niet meer nodig. Na het eindexamen ging hij medicijnen studeren, hij werd arts en is als zodanig in de wereldoorlog omgekomen. De moeder, die door mijn werken met haar zorgenkind, dat ze innig lief had, in een trouwe vriendschap met mij verbonden was, stierf korte tijd later. De vader overleed reeds eerder.
Een groot deel van mijn jeugd is met deze taak vergroeid. Vele jaren ging ik ’s zomers met de familie naar de Attersee in Salzkammergut, waardoor ik de heerlijke natuur van de Oostenrijkse Alpen leerde kennen. Langzamerhand kon ik de privélessen, die ik eerst nog had aangehouden bij mijn pedagogische taak, aan anderen overdragen, waardoor ik weer tijd kreeg voor mijn eigen studie.
Voor ik bij deze familie kwam had ik in mijn leven weinig gelegenheid gehad om deel te nemen aan kinderspelen. Mijn ‘tijd van spelen kwam voor mij pas na mijn twintigste jaar. Maar ik moest ook leren hóe men speelt, daar ik zelf spelleider moest zijn. Ik vond dit heerlijk en ik meen zelfs dat ik tenslotte in mijn leven niet minder heb gespeeld dan andere mensen. Alleen heb ik datgene wat men anders vóór zijn tiende jaar in dit opzicht doet, tussen mijn drie- en mijn achtentwintigste jaar ingehaald.
Bron: Rudolf Steiner – GA 28 – MEIN LEBENSGANG (bladzijde 107-108)
Overgenomen uit MIJN LEVENSWEG (bladzijde 71-72) – Vertaling W.A.C. Labberté
Eerder geplaatst op 6 maart 2011
Uit dit citaat van Steiner blijkt dat hij weinig van het spel der kinderen afweet, Steiner zegt zelfs: “Alleen heb ik datgene wat men anders vóór zijn tiende jaar in dit opzicht doet, tussen mijn drie- en mijn achtentwintigste jaar ingehaald..Dat kan Steiner dan wel denken maar logisch is het niet, immers als jong volwassenen gaan kinderen in een spel heel anders met je om. Ze verwachten wat van je, hoe anders is de werkelijkheid als kinderen van ongeveer dezelfde leeftijd met elkander in de natuur(bos,duin en water) of in de cultuur(op straat, op school, in het dorp en in de stad), spelen.
Een paar jaar ouder kind, wordt al gauw beschouwd als een buitenstaander(te groot), een paar jaar jonger kind wordt al gauw beschouwd als een blok aan het been(te klein), in welk spel dan ook! Verder speelt de afkomst(rijk of arm of uit een ander deel van dorp of stad) van ’n kind ook een grote rol in ’n spel tussen kinderen. Ook het geloof waarin het kind is opgevoed speelt ’n rol in ’n spel tussen kinderen, ook het karakter en/of slimheid of domheid van kinderen spelen een rol in een spel tussen kinderen.
Met andere woorden, Steiner snapt waarschijnlijk niet dat hij, als oudere deelnemer aan een spel met kinderen, onbewust ’n natuurlijke of cultuurlijke katalysator is, van het intermenselijk gebeuren op aarde. Ongelooflijk hoeveel kennis er al of niet bewust in een peergroup van kinderen aanwezig is. Na mijn twaalfde verliet ik de peergroep van mijn jeugd, waarmee ik als kleuter optrok en kwam op een HBS terrecht, waar ik al snel de naam: “Billy” kreeg. Ik kreeg deze naam waarschijnlijk omdat ik makkelijk met de schaarse meisjes op de HBS omging. Ik kon het eerst niet geloven dat deze stadsjongens zoveel schroom in hun omgang met meisjes hadden opgebouwd. Maar in het eeste jaar van mijn aanwezigheid op de HBS vroegen zoveel jongens aan mij, om ze voor te gaan in hun kennismaking met een of ander meisje op de HBS, dat ik me wel ging afvragen wat doe ik hier eigenlijk? Van ’n dorpsjongensschooltje naar een stedelijke gemengde school was al een vacuum trekken in mijn begrippen reservaat, immers op een Hogere Burgers School hanteerde men heel andere woorden, dan in het volksbuurtje, waar ik opgegroeid ben. Ook de eisen die sommige leraren aan mij stelde, waren bovenproportioneel, het meest schrijnende was de eis van de gymnastiek leraar, ik moest een hockey stick meebrengen om aan zijn lessen te kunnen deelnemen. Ik meen dat die destijds vijfendertig gulden kostte, ik heb deze stick maar één keer gebruikt, tijdens de gymlessen, in de twee jaar dat ik het vol kon houden op de HBS. Immers een kladblok vragen aan mijn moeder was eigenlijk al te veel, immers ze kon dan geen ons kaas voor ons gezin van negen kinderen kopen. Al die dure boeken, die volgens de leraren moest aanschaffen om hun lessen te kunnen volgen, waarvan na een jaar bleek dat hij er geen bladzijde eruit behandeld had. Na het eerste jaar ging ik nog over naar het tweede jaar van de HBS maar mijn motivatie nam met de dag af en zeker toen ik een tien haalde in een scheikunde toets en driekwart van de klas een ruime onvoldoende scoorde en de leraar zei: “Vraag aan Hebing maar bijles, die snapt het tenminste!”
De pupil van Steiner ging medicijnen studeren, in wezen scheikunde, wat Steiner een nuttige studie vindt.
Echter ik vind Scheikunde geen nuttige bezigheid op aarde en zeker niet ten nutte van de gezondheid der indivuduele mens. Immers de gezondheid van de individuele mens hangt af van zijn bewuste of onbewuste vebinding met de Levensgeest op aarde. Steiner beaamt dat gegeven, echter hij zegt het anders! Aan alles wat zich op aarde manifesteert, is ” ’n Geest” de
basis! Dat is dan wel zo, maar daarvoor zijn we niet op aarde. We zijn op aarde om God(de Levensgeest) te dienen en daardoor in het hiernumaals en in het hiernamaals gelukkig te zijn.
Als ik terugkijk op mijn kindertijd en al de belemmeringen in herinnering neem, die ik tijdens mijn jeugd in mijn peergroep ervaren heb, kan ik maar één ding zeggen, de geest der mensheid leeft ten koste van de liefde der jeugd en niet andersom zoals Steiner in dit citaat verwoordt.
De jeugd zou op aarde een salonkamer moeten aantreffen, zoals Koningen die voor zichzelf op aarde geregeld hadden en nog regelen, zeker in Nederland. De grootste roversbende op aarde, met als hoofdstad Amsterdam en New York als begeleidend begrip.
De twee jaar dat ik op de HBS doorbracht zijn eigenlijk leidinggevend aan mijn geest op aarde geweest en tot nu toe heb ik geen ervaringen in onze cultuur gehad die dit gegeven bij me heeft overtroefd! Jongens zijn nog steeds bang van meisjes en meisjes vergapen zich nog steeds aan jongens die zich materieel presteren.
Zowel Jezus als Steiner rept niet over de bron van de manifestaties(Kinderen) van het vrouwelijk geslacht op aarde, terwijl ze beide zelf bij een vrouw, door de mannelijke geest verwekt zijn. Zowel Jezus als Steiner willen de vrucht(kinderen) van hun eigen geest opvoeden, ik denk dat niet kan, immers de mens is het toppunt van de levensgeest op aarde en elke dag wordt de Levensgeest op aarde 353.000 keer geupdated ten opzichte van de geest der mensheid.
En God zei tegen Adam en Eva: Mens Gij zijt uit stof ontstaan en tot stof zult Gij wederkeren, in wezen een oproep om aan stof te ontsnappen in plaats van ons er dieper in te graven(Kastelen, paleisen, kathedralen, kerken, tempels, synagoge’s, moskeeén, enz.), met als resutaat ’n stofje uit Silicon Valey wordt door onze nazaten dusdanig ontwikkeld dat het ons bestaan regelt.
In wezen bestaan er geen kinderspelen, kinderspelen zijn serieuse orientaties naar de bron van ons menselijk bestaan op aarde, in wezen een spel van onze hunkering naar de bron des levens! Ik heb vijfentwintig jaar voor een klas van randgroepjongeren en vluchtelingen gestaan en heb inmiddels wel begrepen dat elk kind waar ook ter wereld geboren, met de materiële middelen waarover hij/zij kan beschikken de menselijke geest gewild of ongewild naar zijn/haar hand kan zetten. Waarvoor weer zoveel mensen(kinderen) opgeleid moeten worden om dat gegeven ongedaan te maken.
Het spreekwoord luidt: “Schoenmaker blijf bij je leest” Voor man en vrouw zou ik zeggen, blijf bij en ontwikkel je Androgyn samenzijn op aarde! Waardoor het vrouwelijke en het mannelijke op aarde uiteindelijk samensmelten in de eeuwige onzijdige levensgeest!
Tot zover
Groetjes Walter.
“