Over zelfdoding

Wanneer een mens zelfmoord pleegt, heeft hij zijn Ik met het fysieke lichaam vereenzelvigd. Daardoor ontstaat nadien des te heviger de begeerte naar het fysieke lichaam. Hij komt zichzelf dan voor als een uitgeholde boom, als iemand die zijn Ik verloren heeft. Hij heeft dan een voortdurende dorst naar zichzelf.

Bron: Rudolf Steiner – GA 93a – Grundelemente der Esoterik – Berlijn, 7 oktober 1905 (bladzijde 95-96)

Jaaroverzicht van deze blog 2015

De statistieken hulpaapjes van WordPress.com heeft een 2015 jaarlijks rapport voor deze blog voorbereid.

Hier is een fragment:

Het Louvre Museum heeft 8,5 miljoen bezoekers per jaar. Deze blog werd in 2015 ongeveer 140.000 keer bekeken. Als je blog een tentoonstelling in het Louvre Museum zou zijn, zou het ongeveer 6 dagen duren voordat zoveel mensen het zouden zien.

Klik hier om het complete rapport te bekijken.

De zienersgave is niet altijd een begerenswaardige gave

Het eerste wat de mens leert kennen wanneer hij de astrale ruimte betreedt, dat wil zeggen: wat hij ziet als zijn geestesoog geopend wordt, is: hij voelt zich omhuld door zijn astraallichaam. Dit astrale lichaam is het waarin alle begeerten, hartstochten, gewaarwordingen enzovoort golven (wogen). Daar zien wij helder wat anders verborgen ligt in de menselijke natuur. Al het verborgene wordt zichtbaar, als wij de menselijke aura aanschouwen. Uit haar stroomt in golfachtige bewegingen met een zekere lichtkracht dat, wat ik het astrale genoemd heb, de gehele gevoelswereld van de mensen.

Ik zal enige bijzonderheden noemen die u zullen aantonen hoe veel, dat wij anders onbegrijpelijk vinden, dadelijk begrijpelijker wordt. Men kan vaak zien dat sommige mensen, als zij aan een afgrond staan, de onoverwinnelijke begeerte tonen zich naar beneden te storten, ondanks dat zij zich daartegen met alle kracht verzetten. Of men kan zien wat voor gedachten er door een menselijke ziel trekken als hij een mes in de hand heeft. Al deze dingen hebben hun diepe bodem, grondvesting (Begründung) in het menselijk astraallichaam. Ze berusten erop dat wij in het astrale een geheel ander wezen hebben als die ons in het menselijk uiterlijk tegemoettreedt. Zij zijn echter aan het lot, het karma onderworpen. Wie bepaalde begeerten heeft in het leven, die heeft in een vroeger leven ervaringen doorgemaakt, die door het tegenwoordige verstand diep naar de achtergrond gedrongen kunnen zijn. Zij sluimeren echter in het astraallichaam.

Neemt u eens aan, iemand heeft in een vroeger leven aan een gruwelijke oorlog deelgenomen; dan kunt u in zijn aura zien hoe door zijn karma al deze gruwelijkheden in zijn astraallichaam ingebouwd worden, waarmee hij nu harde strijd te voeren heeft. Zoals er zich draden spinnen tussen een vroeger leven en een huidig leven, zo worden er ook draden gesponnen van de tegenwoordige tijd naar een later leven. Dit alles ziet de ziener. Hij ziet hoe het karma van een mens zich vormt, en hij ziet ook hoe bijvoorbeeld een mens met zijn verstand een neiging probeert te onderdrukken of hoe hij gevoelens terugdringt. Tot op de bodem van de ziel ziet de ziener. Degenen die de zienersgave hebben, houden dat niet altijd voor een begerenswaardige gave, die in alle gevallen vreugde brengt, voornamelijk dan niet, als de mensen gevoelens hebben die ze beter niet zouden kunnen hebben. En voor de beginner, de geestesleerling, is het vaak noodlottig want gemakkelijk wordt hij aangetrokken door alles wat hij nu schouwt.

Bron: Rudolf Steiner – GA 88 – Über die astrale Welt und das Devachan – Berlijn, 18 november 1903 (bladzijde 60,61)

Eerder geplaatst op 23 april 2011

Eén van de diepe waarheden

De mens moet zich bewust zijn dat hij op ieder moment van zijn leven ook in de niet zintuiglijk waarneembare ruimte (Astralraum) leeft. Zoals de zintuiglijke feiten met fysieke ogen kunnen worden gezien, zo kan in de astrale ruimte bijvoorbeeld gezien worden hoe een wens die bij u opkomt, uitstroomt als een wolk. Iedere wensgedachte gaat als een kracht van u uit en stroomt uit in de astrale ruimte. Zulke gedachten zijn als bliksemachtige schepsels (Gebilde), andere als fijne wolkenbeelden. Er vormen zich door de kracht in de gedachten pijlen of ook weldadige wolkenvormen; er ontstaan ook stralen en sterrenvormen. Alles neemt gestalte en vorm aan. Alles is van veranderlijke (proteus-artiger) aard; alles verandert van gestalte en kleur.

Aan vorm en kleur kan men nauwkeurig onderscheiden welke gedachten de mens de ruimte in zendt. Zendt u een toornige gedachte, dan gaat deze als een bliksemstraal van u uit door de lucht, tot aan het astrale lichaam van een ander mens; dat kan waargenomen worden. Het hangt van de intensiteit van de wens af of de gedachte snel door de astrale ruimte schiet, en het hangt van het karakter van de wensen af in welke kleuren zij verschijnen. Heethoofdige, woedende gedachten zien er bruinrood tot bloedachtig rood uit; gedachten met een stil, rustig, bespiegelend, welwillend karakter verschijnen in een diep blauwe tot violette kleur. Scherpzinnige, logische gedachten kunt u zien als gele sterrenvormen, die in elkaar opgaan (sich verspinnen). Zulke gedachtevormen in de astrale ruimte bewust op te roepen, dat leert de geestesleerling doordat hij de wetten van de astrale en mentale wereld leert kennen. De leerling weet zeer nauwkeurig hoe zijn gedachten die hij naar buiten stuurt in de astrale ruimte werken. Dat is helderziende ontwikkeling: zich deze feiten steeds bewuster en bewuster worden en slechts gedachten die heilzaam voor de mensheid zijn naar buiten zenden. Dat is één van de diepe waarheden waar de antroposofie de mensen heen leidt.

Bron: Rudolf Steiner – GA 88 – Über die astrale Welt und das Devachan – Berlijn, 25 november 1903 (bladzijde 76/77)

Eerder geplaatst op 20 april 2011

Het Devachan

Na de tijd in het kamaloka begint voor de mens de tijd van het devachan, de intrede in de geestelijke wereld, in het vaderland der goden en alle geestelijke wezens. Als de mens deze wereld binnentreedt, beleeft hij een gevoel dat men vergelijken kan met de bevrijding van een plant die in een smalle rotsspleet groeide en plotseling in het licht binnengaat (emporwächst). Want wanneer de mens in deze hemelwereld binnenkomt, beleeft hij in zich de volkomen geestelijke vrijheid en hij geniet voortaan de absolute gelukzaligheid.

Want, wat is eigenlijk deze tijd van het devachan? U kunt zich daar een voorstelling van maken als u overweegt, dat de mens hier de voorbereiding treft voor een nieuw leven, voor een nieuwe wedergeboorte. In de fysieke wereld, in deze aardse wereld (unteren Welt) heeft de mens zo veel ervaren en beleefd en deze ervaringen heeft hij mee naar boven genomen (hinübergenommen). Hij heeft deze als een vrucht van het leven in zich opgenomen, wat hij nu vrij in zich verwerken kan. Hij vormt zich nu in de devachantijd een oerbeeld voor een nieuw leven. Dat geschiedt gedurende een lange, lange tijd. Dat is een scheppen aan het eigen leven (Sein) en dit scheppen, dit produceren is met gelukzaligheid verknoopt. […] Het is voor de mensen een lust om in het devachan de vrucht van het voorbije leven in te weven in het plan voor een nieuw leven.

Bron: Rudolf Steiner –  GA 108 – Die Beantwortung von Welt- und Lebensfragen durch Anthroposophie – Breslau, 2 december 1908 (bladzijde 58)

Eerder geplaatst op 15 april 2011