Waar het in een optelling aankomt dat is altijd de som, niet de delen. […] Het kind zo opvoeden in het leven dat het zich instelt om gehelen te zien, niet altijd van het mindere tot het meer over te gaan. Dat oefent een buitengewoon sterke invloed uit op het gehele zielenleven van het kind. Als het kind eraan gewend wordt om op te tellen (Duits: hinzuzufügen), dan ontstaat de morele aanleg die vooral dat vormt wat de kant opgaat van het hebzuchtige (Duits: dem Begehrlichen). Als van het geheel naar de delen overgegaan wordt, en dienovereenkomstig ook het vermenigvuldigen geleerd wordt, dan krijgt het kind de neiging niet het begeerlijke zo sterk te ontwikkelen, maar het ontwikkelt dat wat in de zin van de platonische wereldbeschouwing genoemd kan worden de bezonnenheid, de matigheid in de edelste zin van het woord. En wat iemand in het morele bevalt en niet bevalt, hangt nauw samen met de manier waarop en hoe men met getallen geleerd heeft om te gaan. Tussen het omgaan met getallen en de morele ideeën, impulsen lijkt op het eerste gezicht geen logische samenhang, zo weinig dat iemand die alleen intellectualistisch wil denken, daarover kan spotten, als men hierover spreekt. Het kan hem lachwekkend voorkomen. Men begrijpt het ook heel goed, als iemand erover lachen kan, dat men bij het optellen van de som moet uitgaan en niet van de optelgetallen. Maar als men de blik richt op de werkelijke samenhangen in het leven, dan weet men dat de logisch verst van elkaar verwijderde dingen in het werkelijke bestaan vaak zeer dicht bij elkaar staan.
Bron: Rudolf Steiner – GA 305 –Die geistig-seelischen Grundkräfte der Erziehungskunst – Oxford, 21 augustus 1922 (bladzijde 112)
Eerder geplaatst op 24 februari 2014
Vooral in het eerste rekenen in klas 1 (groep 3) heb ik het vaak met de kinderen be(ge)oefend: van het geheel naar de delen. Je hebt 10 kastanjes voor je liggen en je kunt die naar vrije wil of fantasie verdelen: 5, 2, 3 of 1, 4, 2, 3 enz.
Het gebaar is overduidelijk vanuit een centrum – die 10 kastanjes op een hoopje – naar de periferie – dat is de wereld in: daar een paar, daar nog een paar enz.
Dat is het omgekeerde gebaar van ‘naar je toe halen’. Die uitdrukking wordt ook overdrachtelijk gebruikt, wanneer je alles voor jezelf neemt. Dus in dit weggeven en naar je toe halen zit zeker een moreel aspect.
Maar in hoeverre dit in het latere leven nog van invloed is – dat is m.i. niet na te gaan.
Ook omgekeerd niet: er zijn er velen die nooit zo hebben leren rekenen, maar door hun vrijgevigheid en opofferingsgezindheid allerminst ‘berekenend’ mogen worden genoemd.
(In een reactie op dit eerder geplaatste artikel vind je een link naar ‘rekenonderwijs op de vrijeschool’.
@Ridzerd
Wat een heerlijk lied.
Rose Of My Heart. Van Johnny Cash.
Alsnog bedankt voor het plaatsen.
@Ridzerd
Twee raadsels : vandaag kreeg ik geen bericht van de citatensite.
Ik snorde het evenwel op via bericht van gisteren : previous en next.
Er is dus wel een verstuurd.
Verder wil ik ook graag zoals Jen dat heerlijke lied : Rose of my heart horen…
Maar ik zie het nergens…
Rita, merkwaardig genoeg zie ik nu pas je reactie en ook die van JenDieng, want ik heb hier geen e-mail melding van gehad. Van die van Hedvig hier onder kreeg ik wel een e-mailmelding. Zodoende zie ik die reacties van julie nu ook. Ik vermoed dat er een kleine storing is geweest in de mails van Google. Dat zal ook wel de reden zijn dat je geen e-mail melding hebt ontvangen van het nieuwe citaat.
Bedankt Ridzerd! Morgen beter!
Een hartelijke groet. Rita
Rita en Jen Dieng: Ik speurde ook bij muziek op mijn citatensite, maar Rose of my heart staat er inderdaad niet bij. Ik vermoed dat Jen Dieng op mijn Youtube kanaal heeft gekeken. Daar staat hij bij mijn favorieten. Maar Hedvig heeft hem hier onder ook al neergezet. Inderdaad een prachtlied.
Rose of my heart:
Bedankt, Hedvig
Ook een nadenkertje dat het getal 1 eigenlijk het grootste getal is…
Het getal 1, maar dan kwalitatief opgevat als eenheid. De eenheid omvat alles, dus ook de tweeheid en de drieheid, die in wezen steeds kleiner worden.
Kwantitatief worden ze steeds groter, dat schept nog weleens verwarring – ook bij kinderen, wanneer je zegt dat 1 het grootste getal is.
Die verwarring ontstaat niet, wanneer je in Steiners trant over de eenheid spreekt.
In GA 311 vertaling
gebeurt dat m.i. het treffends. Een kind krijgt hier te horen: ‘Jij bent een eenheid.’
(Dat lijkt me aangenamer dan: ‘Jij bent me er een(tje).)