Geest en praktijk

Ik kan u de verzekering geven: als eenmaal de antroposofische opvoedkunde er zal zijn, zal ze veel praktischer mensen in het leven plaatsen dan de meer materialistische opvoedkunde van tegenwoordig, want ze zal de geest hebben als een scheppende, niet slechts als een dromerige geest, die nadat men de ogen zo veel mogelijk gesloten heeft, een beetje wegvliegt van de uiterlijke werkelijkheid. Tot de geest te komen, zonder de levenspraktijk te verliezen, dat is het, wat juist voor de praktische kant van het leven zal openbaren, wat ik antroposofische beweging noem.

Juist als men de jongens en meisjes vanaf de geslachtsrijpe leeftijd in het praktische leven wil inleiden, kan men als leraar soms in vertwijfeling raken over de onhandigheid juist in onze tijd. En men moet vragen: Is er een manier voor de eigenlijke schoolplichtige leeftijd tussen tandenwisseling en puberteit, die geschikt is uit de gehele mens een bekwaam, handig wezen te maken? – Als men naar het werkelijke leven, niet naar theorieën kijkt – als men zich door het leven laat leiden, niet door abstracte ideeën -, dan wordt men, als men de bedoeling heeft de mensen praktisch te maken, ertoe geleid in de tijd van tandenwisseling tot puberteit zoveel mogelijk van schoonheid, van werkelijk kunstzinnig opvatten van het leven de mensen bij te brengen. Hoe meer men de mensen begrip voor het schone bijbrengt, hoe meer hij zich doordringt met innerlijk begrip voor het schone, des te meer zal hij voorbereid zijn, in de geslachtsrijpe leeftijd in het werkelijk praktische leven te treden, zonder dat hem voor het hele verder leven schade wordt toegebracht. 

Bron: Rudolf Steiner – GA 303 – Die gesunde Entwickelung des Menschenwesens – Dornach, 4 januari 1922 (bladzijde 260-261)

Eerder geplaatst in twee delen op 3 februari 2014 en 4 februari 2014