Angst en antipathie voor de bovenzinnelijke werelden

Mensen die in hun uiterlijke bewustzijn er soms heel robuust uitzien – in de diepten van hun ziel zijn ze lafaards. En ze zoeken verschillende verdovingsmiddelen, als ze zo veel vrees hebben tegenover de bovenzinnelijke werelden. Dat wil zeggen: omdat menigeen de grond onder de voeten gelooft te verliezen, wanneer hij doordringt in de geestelijke werelden, daarom komt er angst over hem. Maar deze angst wil hij overstemmen – veelal uit angst voor de ernstige en waardige kracht die hij moet gebruiken om in de geestelijke werelden te komen. Men heeft al menigeen gezien, die geloofde binnen vier weken in de geestelijke wereld te zijn, maar dan blijkt, o aller-verschrikkelijkste der verschrikkingen, dat men in deze incarnatie op basis van de spirituele kennis niet meer kan worden, wat men zo graag zou willen, namelijk een beroemd man! Dan verliest menigeen de vreugde, daarvoor heeft menigeen angst en voor deze angst wil hij zich verdoven, en daarom verzint hij de van haat en ijdelheid doordrongen antipathie tegen deze geesteswetenschap.

Bron: Rudolf Steiner – GA 140 – Okkulte Untersuchungen über das Leben zwischen Tod und neuer Geburt – Stuttgart, 20 februari 1913 (bladzijde 224-225)

Eerder geplaatst op 1 januari 2014