De innerlijke scholing maakt de mensen niet alleen beter

De innerlijke scholing maakt de mensen niet alleen beter, dat moet uitdrukkelijk gezegd worden. Een mens kan nog zo’n hoge ontwikkeling of morele deugden hebben, er verbergen zich in zijn ziel nog altijd onevenwichtige slechte eigenschappen, die meestal door de conventionele moraal verdoezeld worden. De mens is eigenlijk slechter dan waarvoor men hem gewoonlijk aanziet. Bij een esoterische ontwikkeling, die de mens nu zelf in de hand neemt, komen zijn ondeugden onvermijdelijk naar voren, en hier moet de esotericus al zijn kracht gebruiken om ze te overwinnen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 266b – Aus den Inhalten der esoterischen Stunden – Band II: 1910 – 1912  – Stuttgart, 23 februari 1912 (bladzijde 336)

Eerder geplaatst op 19 januari 2014

Belangstelling/Gezondheid/Karma

Laten we eens aannemen, dat iemand weinig belangstelling heeft voor de wereld om zich heen. Wat mij betreft interesseert hij zich nog wel voor wat direct met zijn lichamelijkheid te maken heeft en of men bijvoorbeeld in de buurt goed of slecht eet, maar verder gaan zijn interesses niet. Dat is een arme ziel; hij draagt niets van de wereld in zich en ook weinig van wat zijn omgeving hem te zien had kunnen geven, neemt hij door de dood mee in zijn innerlijk. Daardoor is het werken met de geestelijke wezens in die wereld moeilijk en zwaar. Daarom brengt hij ook geen kracht en energie mee, maar zwakte, een soort onmacht voor de opbouw van zijn stoffelijk lichaam. Het model oefent dan veel kracht uit; de strijd met het model blijkt uit allerlei kinderziekten, maar de zwakte blijft. Hij vormt in zekere zin een zwak, vatbaar lichaam, dat onderhevig is aan allerlei ziekten. Zo verandert geestelijke belangstelling in het ene leven in de gezondheidstoestand in een volgend. Zij die blaken van gezondheid hebben in een vorig leven een levendige belangstelling gehad voor de zichtbare wereld; in dit opzicht hebben aparte feiten in het leven zeer veel invloed. […]

Men zou de hele gezondheidstoestand van een mens kunnen terugvoeren op de belangstelling die hij in een vroeger leven heeft gehad voor de wereld. Mensen die in onze tijd bijvoorbeeld absoluut geen belangstelling voor muziek hebben, zullen zeer stellig in een volgend leven geboren worden met astma of longziekten of er in elk geval aanleg voor blijken te hebben. Het is werkelijk zo, dat wat in één aardeleven in de ziel geleefd heeft, zich uit zal drukken in de gezondheidstoestand van het lichaam in een volgend aardeleven.

Bron: Rudolf Steiner – GA 235 – Esoterische Betrachtungen karmischer Zusammenhänge – Erster Band – Dornach, 24 februari 1924 (bladzijde 91-92-93)

Nederlandse uitgave: Rudolf Steiner – GA 235 – Geesteswetenschappelijke beschouwingen van het karma (bladzijde 85-86-87) – Uitgeverij Vrij Geestesleven 1976 – Vertaald door A. Goedheer-de Keizer en H.L. Veltman-Arntzenius

De eerlijke kenner weet dat hij niet zo veel weet

De eerlijke kenner weet altijd minder dan degenen die geen eerlijke kenners zijn. De eerlijke kenner houdt zichzelf altijd voor veel dommer dan degenen zichzelf houden, die luchthartig uit het een of ander een zogenaamd zo volledig mogelijke voor de mensen bereikbare kennis in elkaar timmeren.

Bron: Rudolf Steiner – GA 273 – Das Faust-Problem/Die romantische und die klassische Walpurgisnacht – Dornach, 18 januari 1919 (bladzijde 222)

Eerder geplaatst op 18 januari 2014

Sergej O. Prokofieff over Rudolf Steiner

Na mij meer dan dertig jaar intensief te hebben beziggehouden met de antroposofie, ben ik er vast van overtuigd geraakt dat we in Rudolf Steiner één van de meest waarheidsgetrouwe, schoonste en zuiverste mensengeesten vinden die ooit op aarde hebben geleefd. En zijn biografie is een mysterie, waarvan de diepten tot op heden nog maar nauwelijks zijn doorgrond.

Bron: Sergej O. Prokofieff – De verbondenheid met Rudolf Steiner (bladzijde 27-28) Vertaling: Hylcke Brandts Buys

Eerder geplaatst op 17 januari 2014

De mens kan wat hij moet; en als hij zegt: ik kan niet, dan wil hij niet

Ik heb hier enige tijd geleden een uitspraak van Fichte geciteerd: ‘De mens kan wat hij moet; en als hij zegt: ik kan niet, dan wil hij niet.’ Dat is een zeer belangrijke uitspraak, vóór alles een uitspraak, die de moderne mens absoluut als een richtlijn voor zichzelf behoeft. Want de moderne mens mag niet met zijn luie reet op bed gaan liggen (Duits: aufs Faulbett legen) en tegenover bepaalde vereisten zeggen: ‘Dat kan ik niet.’ – Het ligt in de natuur van de moderne mens dat hij veel meer kan, dan hij zichzelf vaak aanpraat, en dat “genie” voor hem steeds meer en meer een resultaat van vlijt moet zijn. Maar men moet zich het geloof in deze vlijt kunnen verwerven. Men moet in zekere zin elke gedachte elimineren, dat men het een of ander dat men moet, niet zou kunnen. Men moet zich altijd voor ogen houden, hoe oneindig het voor de hand ligt om te verklaren dat men iets niet zou kunnen, omdat het iemand te lastig is om te proberen het te doen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 190 – Vergangenheits- und Zukunftsimpulse im sozialen Geschehen – Dornach, 30 maart 1919 (bladzijde 107)

Eerder geplaatst op 12 januari 2014