Colin Wilson over Rudolf Steiner

Vandaag eens geen tekst van Steiner zelf, maar over Steiner door Colin Wilson. De man is helemaal geen aanhanger van de antroposofie, ook geen felle tegenstander, maar hij heeft er veel bedenkingen bij. Hij kan er echter wel onderhoudend over schrijven; dat zal ook wel de reden geweest zijn dat zijn uitgever hem benaderd heeft om een boek over Steiner te schrijven. Het boek heet: De filosoof der vrijheid – STEINER  en de twintigste eeuw. Uitgeverij Bres – Amsterdam. (In het Engels verschenen in 1985, het jaar van de Nederlandstalige uitgave is mij niet bekend.)

Hier volgt dan een deel van de begintekst van het boek.

Wie alle belangrijke denkers van de twintigste eeuw met elkaar vergelijkt, zal hoogstwaarschijnlijk tot de conclusie komen dat Rudolf Steiner hem nog de meeste kopzorg bezorgt. Als men zijn werk zonder voorbereiding onder ogen krijgt, wordt men met een reeks zo te zien niet gemakkelijk te overkomen hinderpalen geconfronteerd. Allereerst: zijn stijl is ontzagwekkend abstract en vrij slecht verteerbaar. Echter, een vastberaden lezer kan zich daar nog doorheen bijten. Nee, de thema’s zelf herbergen de echte voetangels en klemmen. En de combinatie van stijl en thema is soms zo bizar dat men in de verleiding raakt te geloven, dat hier een grappenmaker, misschien zelfs een onbeschaamde oplichter, aan het werk is. Een boek als Het Kosmisch Geheugen, waarin Atlantis en Lemurië worden beschreven,hoort zo op het eerste gezicht in hetzelfde rijtje thuis als Onze Holle Aarde en Mijn Reis Naar Venus Per Vliegende Schotel. De kans is groot dat zelfs mensen die altijd met overtuiging beweren overal voor open te staan, zich vol walging van deze verzameling afwenden.

Zo reageerde ik tenminste toen mijn uitgever me tien jaar geleden benaderde in verband met het boekje dat u op dit moment leest. Toch nam ik de opdracht aan, want Steiner als figuur had mij altijd nogal gefascineerd. In mijn tienerjaren was ik zijn naam voor het eerst tegengekomen in een opmerkelijk boek, getiteld God Is Mijn Avontuur, van Rom Landau. Hij begint zijn relaas met de herinneringen van een baron V., een Duitse officier met wie hij bevriend was geraakt in zijn studententijd in Warschau. Deze baron was in de Eerste Wereldoorlog vlieger aan het westelijk front. Na enige tijd ontdekte hij dat hij over een gave beschikte waar hij de natuur geenszins dankbaar voor was: als zijn kameraden zich op weg begaven voor een missie, wist hij wie het zouden overleven en wie niet. Zijn gezondheid had hieronder te lijden. Op een gegeven moment gaf iemand hem de raad een zekere dr. Steiner op te zoeken. Deze dokter maakte, in tegenstelling tot wat V. had verwacht, noch een verstard wetenschappelijke, noch een zweverige indruk. Hij was een rustige man met diepliggende ogen – om de beschrijving aan te halen -, en hij schreef de baron een paar eenvoudige geestelijke oefeningen voor, meer niet. Het resultaat was onverdeeld gunstig: V.’s gave verdween volkomen. Uit Landau’s verslag blijkt in ieder geval dat Steiner geen namaakheiland was; alle mensen die deze bedaarde, ernstige figuur hebben horen spreken over ‘de wereld van de geesten’ hebben overigens onmiddellijk ingezien dat er zin stak in zijn theorieën, aangezien hij duidelijk uitging van zijn eigen ervaringen.