Oude en nieuwe helderziendheid – 2 (slot)

Als dus nu de vraag opkomt: Welke ziel staat in zekere zin vooraan in de ontwikkeling, degene die enkel gezond oordeelt met het gewone begripsvermogen – en met dit gewone verstandelijk begrip kan men ook, als men geen vooroordelen heeft, de geesteswetenschap begrijpen -, die zich dus vooreerst vanuit het begrip een inzicht verschaft over geestelijke werelden en hun betekenis (Duits:über geistige Welten und Sinne), of een mens die allerlei dingen (Duits: Zeug) helderziend uit zich naar voren brengt? – dan is de persoonlijkheid, die een gezond oordeel heeft, de meer gevorderde.

En het meeste vergist men zich, als men zich laat imponeren door dergelijke atavistische helderziende vermogens. Als men zich laat verleiden tot het geloof, dat zo’n persoonlijkheid een bijzonder ontwikkelde ziel voorstelt, dan ziet men het altijd fout.

Want dat deze ziel zulke vermogens laat zien, betekent dit, dat zij specifieke dingen nog niet heeft doorgemaakt, die gedurende het tijdperk van de helderziendheid moesten worden doorgemaakt. Daarom herhaalt zij het in deze tijd. Het meest groteske is, als binnen de geesteswetenschappelijke stroming het geloof opkomt, dat iemand die een zekere helderziendheid heeft, zonder in de geesteswetenschap te zijn ingevoerd, vroeger een beduidende persoon moet zijn geweest. Hij is zeker minder vooraanstaand dan degene die een gezond oordeel over de dingen heeft.

Bron: Rudolf Steiner – GA 154 – Wie erwirbt man sich Verständnis für die geistige Welt? – Berlijn, 18 april 1914 (bladzijde 25)

Eerder geplaatst op 22 september 2013