Nu ik tot dit inzicht gekomen ben, zou ik het liefst mijn leven verder doorbrengen zittend in een stoel (3-slot)

Dus: zowel voordat als nadat men ingewijd is, bestaat er geen tegenspraak tussen karmische dwang en persoonlijke vrijheid. Voordat men ingewijd is niet, omdat de  mens met zijn gewone bewustzijn binnen het bereik van de vrijheid blijft en de karmische noodwendigheden zich als passend bij zijn natuur, buiten de vrijheid om, voordoen; hij voelt alles aan alsof het zijn eigen natuur is, die hem dat brengt. En na de inwijding niet, omdat hij het volkomen eens is met zijn karma en het eenvoudig als verstandig beschouwt om te handelen in overeenstemming met wat zijn karma hem voorschrijft. Net zoals men, als men een huis heeft gebouwd, ook niet zegt dat het de persoonlijke vrijheid beknot als men er in trekt, maar wel: dat was heel verstandig om hier in deze streek dit huis neer te zetten en wees nu maar vrij binnen de muren van dat huis! Zo weet de ingewijde die terugziet in een vorig leven, dat hij juist vrij wordt door zijn karmische opgave te vervullen, dus in het huis te trekken, dat hij zich in een vroeger leven gebouwd heeft.

Op deze wijze heb ik getracht u duidelijk te maken, dat persoonlijke vrijheid en karmische noodzaak in het menselijk leven samen kunnen gaan.

Bron: Rudolf Steiner – GA 235 – Esoterische Betrachtungen karmischer Zusammenhänge – deel 1 – Dornach 23 februari 1924 (bladzijde 64)

Vertaling: A. Goedheer–de Keizer en H.L. Veltman-Arntzenius

Eerder geplaatst op 31 augustus 2013