De vier temperamenten

De cholericus heeft een sterke wil, hij is moedig, dapper, ondernemend en heeft de drang om veel te doen. Van wereldhistorische persoonlijkheden waren het bijvoorbeeld Alexander de Grote, Hannibal, Caesar, Napoleon; dat waren cholerici. Deze karakteraanleg blijkt al in de kindertijd. Zo’n kind wil een leidende rol spelen bij zijn speelkameraadjes.

De melancholicus houdt zich veel met zichzelf bezig; daardoor komt hij er gemakkelijk toe om zich af te zonderen. Hij denkt veel na, hoofdzakelijk over hoe de omgeving op hem werkt. Hij trekt zich graag terug, is gauw wantrouwend. Dat blijkt wederom al in de kinderjaren: Hij laat niet graag zijn speelgoed zien, heeft angst, dat iets van hem wordt afgenomen en zou van alles graag een sleuteltje willen hebben.

De flegmaticus heeft voor niets echt interesse, hij verdroomt veel, is inactief, lui en zoekt zinnelijk genot.

De sanguinicus daarentegen heeft een gemakkelijk te wekken interesse voor alles, het houdt echter niet aan, het vervliegt gemakkelijk en snel, hij verwisselt veel en vaak van zijn hobbies.

Dat zijn de vier fundamentele karaktersoorten, die een mens kan hebben. Gewoonlijk heeft de mens een vermenging van alle vier temperamenten; men kan echter altijd min of meer een basissoort vinden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 95 – Vor dem Tore der Theosophie – Stuttgart, 28 augustus 1906 (bladzijde 66-67)

Zie ook: Temperamenten/Kleine gevaren/grote gevaren

Eerder geplaatst op 26 augustus 2013