Hoe lang verblijven wij in het devachan?

Niet voor alle mensen is de tijd gelijk, die zij in het devachan (hemelwereld, godenland) doorbrengen. De ongevormde wilde, die nog weinig van deze wereld ervaren heeft, die slechts weinig zijn geest en zijn zintuigen gebruikt heeft, zal slechts een kort verblijf in het devachan hebben. Het devachan is er in wezen voor om wat de mens in de materiële wereld heeft geleerd, uit te werken, vrij te ontplooien, het geschikt te maken voor nieuwe ervaringen. De mens die op een hogere trede van het bestaan staat, die rijke ervaringen opgedaan heeft, zal veel te verwerken hebben en daarom een lang verblijf in het devachan hebben. Pas later, als hij in deze toestanden kan schouwen (als ingewijde), worden de verblijven korter tot aan het punt waar het wezen direct na de dood naar een nieuwe belichaming kan gaan, omdat de mens dat wat in het devachan is uit te leven, al uitgeleefd heeft. […] De tijd die de mens in de hemelwereld doorbrengt, kan men ongeveer vinden als men de aardse levensloop van de mens, dus de tijd tussen geboorte en dood, vermenigvuldigt met een getal, dat tussen de twintig en veertig ligt. Wie een lang leven heeft, heeft lange en belangrijke situaties in het devachan te doorlopen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 53 – Ursprung und Ziel des Menschen – Berlijn, 17 november 1904 (bladzijde 160-161 en 163)

Eerder geplaatst op 22 december 2012

Jaaroverzicht 2014

De statistieken hulpaapjes van WordPress.com heeft een 2014 jaarlijks rapport voor deze blog voorbereid.

Meer dan 100.000 keer bekeken. Niet slecht. Alle lezers en lezeressen en reageerders hartelijk dank.

Hier is een fragment:

Het Louvre Museum heeft 8,5 miljoen bezoekers per jaar. Deze blog werd in 2014 ongeveer 100.000 keer bekeken. Als je blog een tentoonstelling in het Louvre Museum zou zijn, zou het ongeveer 4 dagen duren voordat zoveel mensen het zouden zien.

Klik hier om het complete rapport te bekijken.

Loopbaan op aarde

Onze loopbaan op aarde is een les die wij moeten doorwerken, die wij te leren hebben. We moeten daarom ook niet wereldvreemd worden, niet vijandig tegenover het aardse staan, maar geheel in het aardse leven en moeten daar dezelfde krachten, dezelfde wezens in de aardse wereld erkennen, welke we in de bovenzinnelijke werelden waarnemen, omdat deze op onze aardewereld inwerken, doordat zij de menselijke zielen doorweven, en zo invloed op de vorming van het leven op aarde verkrijgen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 52 – Spirituelle Seelenlehre und Weltbetrachtung – Berlijn, 1 februari 1904 (bladzijde 237-238)

Eerder geplaatst op 20 december 2012

Karma is geen kwestie van eigen schuld, dikke bult

In het leven van ieder mens treden voortdurend gebeurtenissen op die met zijn verdienste of schuld in het verleden niets te maken hebben. Zulke gebeurtenissen vinden hun karmische compensatie (Duits: Ausgleich) in de toekomst. Wat mij nu schuldeloos treft, daarvoor zal ik in de toekomst schadeloos worden gesteld. Dit ene is juist: niets blijft zonder karmische vereffening. Of echter een belevenis van de mens de werking van zijn karmisch verleden of de oorzaak van een toekomstig karma is: dat moet in elk afzonderlijk geval vastgesteld worden. En dat kan niet door het aan de fysieke wereld gewende verstand, maar uitsluitend door de occulte ervaring en waarneming worden beslist.

Bron: Rudolf Steiner – GA 34 – LUCIFER- GNOSIS – juli 1904 (bladzijde 363)

Eerder geplaatst op 18 december 2012

Waarneming en Kennis

Met betrekking tot de uiterlijke natuur gaat de natuur vooraf en de kennis volgt erna; met betrekking tot de geestelijke natuur gaat het weten als voorbereiding vooraf; de waarneming volgt erna. […] Natuurlijk – men zou het eigenlijk helemaal niet hoeven te vermelden – “maken” wij niet dat geestelijk beleven, doordat wij het geesteswetenschappelijk opnemen; maar we nemen datgene in ons waar, wat altijd in ons is. Maar zoals in de natuurkennis de ervaring en de kennis zich vanuit de aanschouwing ontwikkelt, zo moet in de geesteswetenschap vanuit de kennis van de geestelijke gebeurtenissen zich de aanschouwing van de geestelijke wereld ontwikkelen, als de mensheid vooruit zal willen gaan.

Bron: Rudolf Steiner – GA 64 – Aus schicksaltragender Zeit – Berlijn, 26 november 1914 (bladzijde 100)