Welvaart/Arbeid/Egoïsme

De welvaart van een mensengemeenschap is des te groter, naarmate het egoïsme geringer is. Men is dus bij de omzetting daarvan in de werkelijkheid erop aangewezen dat men met mensen van doen heeft, die de weg uit het egoïsme vinden. Dat is echter praktisch onmogelijk, als de mate van wel en wee van elk individu door zijn werk bepaald wordt. Wie voor zichzelf werkt, moet geleidelijk in egoïsme vervallen. Alleen wie geheel voor de anderen werkt, kan meer en meer een onegoïstische werker worden. Daartoe is echter een voorwaarde noodzakelijk. Als een mens voor anderen werkt, dan moet hij in de ander het motief voor zijn arbeid vinden; en als iemand voor de menselijke gemeenschap als geheel werkt, dan moet hij de waarde, het wezenlijk belang en de zin van dit geheel voelen en ervaren.

Bron: Rudolf Steiner – GA 34 –  LUCIFER- GNOSIS 1903-1908 – Geisteswissenschaft und soziale Frage – oktober 1905 (bladzijde 214)

Eerder geplaatst op 3 mei 2012.