Onjuist denken komt in onze tijd buitengewoon veel voor

Onjuist denken komt in onze tijd buitengewoon veel voor. Het openbare leven is zo verschrikkelijk onlogisch dat het een marteling is het mee te maken. Wie zich een zekere helderziendheid eigen heeft gemaakt, ervaart niet alleen het ene als juist en het andere als onjuist, maar hij voelt werkelijk pijn als hij onlogisch denken tegenkomt, en hij voelt welbehagen bij helder, doorzichtig denken. Dat wil zeggen: men heeft zich er een gevoel voor verworven en daarnaar kan men beslissen. En dat is dan een veel juistere beslissing, als men het eenmaal daartoe gebracht heeft. Een veel juister oordeel over waarheid en onwaarheid geeft dat.  Dat lijkt ongelooflijk, maar het is zo. Als tegen een helderziende iets foutiefs wordt gezegd, dan toont het opkomende smartgevoel hem dat het onlogisch, onjuist is. Onlogisch denken is zeer wijdverbreid, in geen enkele tijd was het onlogisch denken zo wijdverbreid als juist in onze huidige tijd, hoewel men zich vaak op logisch denken laat voorstaan.

Bron: Rudolf Steiner – GA 130 – Das esoterische Christentum und die geistige Führung der Menschheit – Leipzig, 5 november 1911 (bladzijde 132-133)

Eerder geplaatst op 22 april 2012.

Woede

De woede is iets wat de mens in eerste instantie geheel niet in de hand heeft. Slechts beetje bij beetje kan men zich het woedend worden afwennen. Dat kan alleen langzaam gaan en de mens moet geduld met zichzelf hebben. Als men gelooft dit in een handomdraai voor elkaar te kunnen krijgen, dan moet ik de anekdote herhalen van een leraar die het er bijzonder veel aan gelegen was om bij zijn schoolkinderen de boosheid uit te drijven. En toen hij na voortdurende pogingen in dit opzicht het beleefde dat een jongen toch woedend werd, hij zelf zo kwaad werd dat hij het kind de inktpot naar het hoofd gooide.

Bron: Rudolf Steiner – GA 130 – Das esoterische Christentum und die geistige Führung der Menschheit – Leipzig, 5 november 1911 (bladzijde 128)

Eerder geplaatst op 21 april 2012.

Door woede en ongeduld worden wij zwak

Gelatenheid en kalmte ten opzichte van ons lot sterkt in alle gevallen de wil. Wij worden sterker in het leven door gelatenheid, nooit zwakker. Door kwaadheid en ongeduld worden wij zwak. Tegenover elke gebeurtenis zijn we sterk als we gelaten zijn. Daarentegen worden wij door mopperen en onnatuurlijk in opstand komen tegen het lot steeds wilszwakker en wilszwakker.

Bron: Rudolf Steiner – GA 130 – Das esoterische Christentum und die geistige Führung der Menschheit – Leipzig, 5 november 1911 (bladzijde 125)

Eerder geplaatst op 19 april 2012.

IJdele kwibus

De ziener deelt geen hypothesen mee, maar feiten die hij zelf gezien heeft. Maar dat verhindert niemand, zolang hij het zelf niet kan onderzoeken, de dingen als bruikbare levenshypothesen aan te nemen. En zeer zeker is dat degene die zich oprecht en eerlijk zo opstelt, na korte of lange tijd tot eigen waarnemen komt. […] Door niets kan men zekerder herkennen dat iemand geen zelfziener is dan doordat hij blind geloof of persoonlijke erkenning verlangt. Hij is dan geen ziener, maar een ijdele kwibus (Duits: Tropf = sukkel, sul, onnozele hals, dwaas, idioot, kwibus).

Bron: Rudolf Steiner – GA 34 – LUCIFER- GNOSIS 1903-1908 – mei 1905 (bladzijde 387)

Eerder geplaatst op 17 april 2012.

Dat is een gouden regel van het leven, dat wij allen als mens altijd een wijzere dan wij zelf zijn in ons dragen, een veel wijzere

Als we ons verdiepen in de wetten van het karma, dan zullen we zien dat aan ons lijden iets soortgelijks ten grondslag ligt als in het gewone leven tussen geboorte en dood, dat met het volgende voorbeeld te verduidelijken is, het is al vaker door mij genoemd: Nemen wij aan, iemand heeft tot zijn achttiende jaar op kosten van zijn vader geleefd, hij heeft in lust en plezier geleefd, hij heeft zich niets laten ontgaan. Dan verliest de vader zijn vermogen, hij gaat failliet. De jongen moet een beroep leren, hij moet zich inspannen. Leed en ontbering komen in zijn leven. Wij zullen het begrijpelijk vinden dat deze jonge mens weinig aangenaam beroerd is en goed de smoor in heeft, dat hij nu al dit gemieter door moet maken. (Duits: Wir werden es begreiflich finden, daß dieser junge Mensch recht wenig sympathisch berührt ist von den Schmerzen, die er durchzumachen hat.) Nemen we aan, deze mens bereikt zijn vijftigste levensjaar. Doordat hij in die vroegere tijd iets heeft moeten leren, is hij een fatsoenlijk mens geworden. Hij staat nu flink in het leven en kan zichzelf zeggen: zoals ik mijn leed en smart toen beoordeeld heb, was in die tijdsperiode van toen begrijpelijk; nu moet ik echter daar anders over denken, nu moet ik zeggen […], zou dat leed mij niet hebben getroffen, dan zou ik een niksnut zijn gebleven. De smart was het die mijn onvolkomenheden omgevormd heeft in een volkomenheid. Aan dit verdriet heb ik het te danken dat ik nu een ander mens ben dan veertig jaar geleden. […] Mijn onvolmaaktheid heeft als het ware mijn smart opgezocht, opdat zij verdreven kon worden, opdat zij in grotere volmaaktheid kon veranderen.

Deze beschouwing kan al voortkomen uit een triviale observatie van het leven tussen geboorte en dood. Als wij echter op het leven in ruimere zin ingaan en op die wijze naar het karma kijken, dan zullen we altijd tot de overtuiging komen, dat alle pijnen, die ons treffen, alle lijden, die op onze weg komen, zodanig zijn dat ze gezocht worden door onze onvolkomenheid. En verreweg de meeste pijnen en smarten worden gezocht door onze onvolkomenheden, die wij hebben overgebracht uit vorige incarnaties. En omdat deze gebreken in ons zijn, zoekt een wijzere in ons de weg naar smart en lijden. Want dat is een gouden regel van het leven, dat wij allen als mens altijd een wijzere dan wij zelf zijn in ons dragen, een veel wijzere.

Bron: Rudolf Steiner – GA 130 – Das esoterische Christentum und die geistige Führung der Menschheit – Wenen, 8 februari 1912 (bladzijde 246-247)

Eerder geplaatst op 14 april 2012.