Enkel en alleen door zich een begrip te verschaffen, een gevoel, een innerlijke impuls te verkrijgen voor de noodzaak van spiritualisering: dan zal men in de mate waarin men zich dat eigen maakt, verder komen. Wie de tijd enigermate begrijpen wil en in deze tijd de ernstige waarheden mist, zoals wij ze al vaak en nu opnieuw door onze zielen hebben laten trekken, die moet toch enigszins een gevoel krijgen voor al het vreselijke, voor al het troosteloos triviale en oppervlakkige wat tegenwoordig in de wereld geschreven en gesproken wordt.
Stelt u zich eens een groep kinderen voor, ze breken potten, borden, glazen, alles van hun ouders. Men ziet het aan en denkt na, hoe dit te beteugelen, dat die kinderen steeds weer naar de keuken en naar de provisiekast en overal heen lopen, waar nog wat breekbaars is. Tenslotte komt men erop hoe men dit stoppen kan. Een aantal mensen die dat aanzien, die zelfs de opvoeders van de kinderen willen zijn, komen op een idee: Ze zorgen ervoor dat al het breekbare gehaald en kapot gegooid wordt, tot er helemaal niets meer is. Dan wordt er niets meer gebroken, dan is het kapotmaken afgelopen! – Ik weet niet hoeveel mensen er zouden zijn, die zulke opvoeders niet voor dwazen zouden houden. Dan zou men dat immers wel inzien. Wanneer echter zich wijs wanende mensen door de wereld laten horen: Men moet zo lang bloedige oorlogen voeren, tot er vrede is, men moet eerst alles kapot maken, zodat op de aarde geen kapotmaken meer mogelijk is -, dan ziet men dit voor wijsheid aan. Zo lang moorden als het maar kan, om het moorden af te schaffen, om het moorden te bestrijden, dat is wijsheid!
Voor wie nog een vonkje logica kan voelen, is dat niet meer wijsheid dan wanneer een opvoeder tegen een groepje kinderen zegt: Opdat er niets meer wordt vernield, laat ik snel alles erbij halen zodat ook het laatste nog kapot gemaakt wordt, en dan zal wel niets meer kapot gemaakt worden. – Waarom noemen de mensen dit laatste dwaasheid, en dat eerste toekomstpolitiek? Omdat de gedachten van de mensen tegenwoordig daar ophouden, waar ze juist het intensiefste zouden moeten zijn: waar deze gedachten op de grote lotsvragen betrekking hebben.
Bron: Rudolf Steiner – GA 177 – Die spirituellen Hintergründe der äußeren Welt – Dornach, 29 september 1917 (bladzijde 25-26)