Als wij als mensen andere mensen ontmoeten, dan hult zich wat in een mens anderen afstoot of aantrekt, werkelijk in een voor de abstracte begripswereld ondoordringbare duisternis. Gaat men met behulp van de geesteswetenschap na wat dat eigenlijk is, wat men daar in vijf minuten kan beleven en in vijftig jaar niet in staat is te beschrijven, dan is het wat uit een vroeger aardeleven of een aantal vroegere aardelevens inwerkt in het tegenwoordige leven en wat in de zielen wordt uitgewisseld. Dit onbestemde, ondefinieerbare, dat over ons komt als wij als mens andere mensen ontmoeten, dat is wat uit hun vroeger aardeleven in ons vroeger aardeleven oplicht (hereinleuchtet), en vice versa. Daar werkt niet alleen het voorgeboortelijk bestaan, maar alles wat de mens aan lotgevallen in de opeenvolgende aardelevens ooit heeft doorgemaakt.
Bron: Rudolf Steiner – GA 217 – Geistige Wirkenskräfte im Zusammenleben von alter und junger Generation – Stuttgart, 13 oktober 1922 (bladzijde 164-165)
Eerder geplaatst op 19 februari 2012.