Alles wat we intellectualistisch in onze ziel verwerken (Duits: hereinversetzen), alles wat de moderne wetenschap als wetenschappelijke prestatie erkent – niet dat wat we in onze ziel als levendige begrippen vormen, dat maken we ons langzamerhand eigen tijdens onze kindertijd, dat zet zich dan om in de loop van ons leven -, maar de intellectualistische inhoud, ook als deze zich over de nog zo vertakte natuurwetten uitstrekt, dat is met ons sterfelijk.
Neemt u deze zin niet licht. Dat wat intellectualistische zieleninhoud is, is in het beste geval slechts een beeld van het geestelijke, het is sterfelijk als het menselijk lichaam. Want juist het intellectualistische wordt volledig door het lichaam bemiddeld. Alle zielenleven dat intellectualistisch bemiddeld wordt, ontstaat na de geboorte en gaat met de dood te gronde. Dat wat in de ziel eeuwig is, is pas achter het intellectualistische. Dus, geen abstract begrip gaat met ons door de poort van de dood, maar alleen wat we boven abstracte begrippen uit in het leven beleefd hebben. Daardoor is het ook zo dat uit de huidige bevolking vele zielen na de dood een lang slapend leven moeten leiden, omdat ze alleen ingeklemd (Duits: eingespannt) waren in intellectualiteit en omdat de intellectualiteit verduistert (Duits: abdämmert) na de dood en de mens zich dan eerst in lange tijd een bovenintellectualistische inhoud moet veroveren, die hij weer verwerken kan voor het volgende aardeleven. Het is feitelijk zo, dat veel van de tegenwoordige levenstijd door het intellectuele leven voor de mensen in hun ontwikkeling als geheel (Duits: Gesamtentwickelung) verloren gaat.
Bron: Rudolf Steiner – GA 342 – Vorträge und Kurse über christlich-religiöses Wirken I – Stuttgart, 14 juni 1921 (bladzijde 95-96)
P.S. Ik moet zeggen dat ik grote moeite met deze passage heb. Men zou bijna gaan denken: ‘ Waarom zou ik eigenlijk nog ergens over nadenken, het gaat immers met de dood allemaal verloren.’ Dat gedachten na de dood niet in dezelfde vorm blijven bestaan als op aarde, heb ik altijd wel begrepen, maar ik meende dat de gedachten zich als het ware transformeren, dat ze dus niet in dezelfde vorm overgaan, maar dat ze zich omzetten in krachten en vermogens. Kortom, dat alles toch op een of andere wijze vruchten afwerpt na de dood en in volgende levens. Maar zoals Steiner het hier beschrijft lijkt het wel of alle wetenschap alleen betekenis heeft voor het leven op aarde, maar verder niet. Daar komt nog bij: Wat bedoelt hij eigenlijk met abstracte begrippen? Want hij heeft het hier over ‘alles wat de moderne wetenschap als wetenschappelijke prestatie erkent’. Het lijkt wel of alle wetenschap die zich uitsluitend op het zintuiglijke en materiële richt, bij Steiner abstracte wetenschap is. Zoals ik het zie, is bijvoorbeeld filosofie een bij uitstek abstracte wetenschap en in feite antroposofie ook, want het houdt zich bezig met onzichtbare, ontastbare, onaanschouwelijke dingen. Maar bijvoorbeeld techniek of biologie, dat is toch geen abstracte wetenschap? Maar ik heb bij Steiner wel eens het idee, dat bij hem alleen werkelijke wetenschap de geesteswetenschap is en alle wetenschap, die het spirituele buiten beschouwing laat, is maar een onwerkelijke abstractie.