De geestelijke onderzoeker vraagt bij het denken niet alleen of het logisch is, maar of het ook in overeenstemming met de werkelijkheid is. Dat is voor hem het doorslaggevende om een gedachte aan te nemen of niet. Hij neemt een idee pas dan aan, als dit idee in overeenstemming met de werkelijkheid is.
Bron: Rudolf Steiner – GA 324a – Die vierte Dimension – Dornach, 7 april 1921 (bladzijde 202)