Onterecht verwijt aan de antroposofische wereldbeschouwing

Er wordt de antroposofische wereldbeschouwing begrijpelijkerwijs altijd de tegenwerping gemaakt, dat ze haar ideeën, haar resultaten verkondigt op basis van onderzoek, waarvoor de vaardigheden in de mens eerst ontplooid moeten worden, dat dus de onderzoeksresultaten van de antroposofie niet van het begin af aan geverifieerd kunnen worden, en dat ze toch deze beschouwingen aan de hiertoe onvoorbereide mensen verkondigt.

Maar juist dit verwijt, hoe schijnbaar gerechtvaardigd ook, behoort tot de meest onterechte verwijten die de antroposofische beweging kunnen worden gemaakt. Want het gaat er bij haar niet om elk individu onmiddellijk er toe te leiden een onderzoeker op bovenzinnelijk gebied te worden, maar het gaat erom de onderzoeksresultaten op een manier weer te geven, die door elke individuele mens getoetst (nachgeprüft) kan worden, eenvoudig door het gewone gezonde mensenverstand en de gewone gezonde logica.

Bron: Rudolf Steiner – GA 81 – Erneuerungs-Impulse für Kultur und Wissenschaft – Berlijn, 8 maart 1922 (bladzijde 75)

Het kan even duren, maar dan heb je ook wat

Het bovenzintuiglijk waarnemen zal ieder, die de weg bewandelt die ik geschetst heb, zeker bereiken. Wanneer? Daarover heeft een van de voortreffelijkste deelnemers van de theosofische beweging, de enige tijd geleden gestorven Subba Rom (moet zijn Subba Row, zie reacties onder deze blog), zich treffend uitgesproken. Hij antwoordde op de vraag, hoe lang het duurt: Zeven jaar, misschien ook zeven maal zeven jaar, misschien zelfs zeven incarnaties, misschien ook slechts zeven uur. – Het hangt er geheel van af, wat de mens in het leven meebrengt. Er kan een mens voor ons staan, die schijnbaar heel dom is, die echter een nu verborgen hoger leven meegebracht heeft, dat alleen nog naar boven gehaald moet worden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 054 – Die Welträtsel und die Anthroposophie – Berlijn, 7 december 1905 (bladzijde 226)

Eerder geplaatst op 11 februari 2012.

U kunt tegenwoordig vijandige geschriften vinden met argumenten die overgeschreven zijn uit mijn eigen boeken

Er zijn tegenwoordig zeer eigenaardige vijandige boeken. Velen van u zullen de antroposofische literatuur gelezen hebben en zullen daar vinden dat ik altijd op bepaalde plaatsen zelf in mijn boeken zeg wat men bij het een of ander kan tegenwerpen. Ik polemiseer altijd zelf, om dan aan te tonen hoe men wat ik beweer, uit de wereld kan helpen, zodat men de argumenten tegen de antroposofie bij mij in mijn eigen boeken al vinden kan. Nu zijn er vandaag de dag tegenstanders die er zich mee bezighouden de argumenten die ik zelf in mijn boeken tegen de antroposofie aangevoerd heb, over te schrijven en dat als vijandelijk geschrift tegen de antroposofie te verspreiden. U kunt dus tegenwoordig vijandige geschriften vinden die plagiaten zijn uit mijn boeken, waar eenvoudig is overgeschreven wat ik zeg. Het werk is de tegenstanders tegenwoordig juist door deze omstandigheid, dat de antroposoof zelf moet laten gelden wat men voor bezwaren maken kan, eigenlijk ontzettend gemakkelijk gemaakt.

Bron: Rudolf Steiner – GA 226 – Menschenwesen Menschenschicksal und Welt-Entwickelung – Kristiania (Oslo), 19 mei 1923 (bladzijde 76-77)

Over waarneming van het karma van een mens

Als men op het karma van een mens wil komen, moet men hem niet op zijn beroep, niet op zijn sociale omstandigheden en niet op zijn kunnen of niet-kunnen bekijken, maar men moet diep in zijn ziel gaan, in de eigenschappen, in de vermogens (Duits: Fähigkeiten) die uiteindelijk in principe in elk beroep tot uitdrukking kunnen komen. Want men moet immers zien naar wat de mens in een vorig aardeleven was. […] Men moet er mee beginnen al het uiterlijke te doorzien en naar het innerlijk te kijken, het zuiver menselijke, dat waardoor de mens innerlijk mens, individueel geaard mens is.

Bron: Rudolf Steiner – GA 346 – Vorträge und Kurse über christlich-religiöses Wirken V – Dornach, 9 september 1924 (bladzijde 79)

Alles wat ons hier omgeeft, is uiterlijke uitdrukking van de geestelijke wereld

Het leven in de bovenzinnelijke wereld is geen leven in een onwerkelijke droomwereld, maar een leven in een gebied dat het leven in ons zintuiglijk gebied pas verklaarbaar en begrijpelijk maakt. Zoals een gewoon mens, die de wetten van de elektriciteit niet bestudeerd heeft, in een elektrisch aangedreven fabriek binnengaat, daar de wonderbaarlijke motoren en machines ziet en het niet begrijpt, zo begrijpt ook de gewone mens niet de drijvende krachten van de geestelijke wereld. Het gebrek aan inzicht van de fabrieksbezoeker bestaat zolang als hij de wetten van de elektriciteit niet kent. Zo is de mens ook op geestelijk gebied zonder inzicht, zolang hij de geestelijke wetten niet kent. Er is niets in onze wereld dat niet, waar we ook gaan of staan, van de geestelijke wereld afhankelijk is. Alles wat ons hier omgeeft, is uiterlijke uitdrukking van de geestelijke wereld.

Bron: Rudolf Steiner – GA 054 – Die Welträtsel und die Anthroposophie – Berlijn, 7 december 1905 (bladzijde 222-223)

Eerder geplaatst op 7 februari 2012.